woensdag, januari 11, 2006

Vrijwilligers mobiliseren – Bill Hybels

Dit boek van heel Hybels bespreekt een aantal principes van het werken met vrijwilligers, gebaseerd op de ervaringen in Willow Creek. De principes zijn niet zo heel erg ingewikkeld, maar eigenlijk beschamend eenvoudig. Dat is tegelijkertijd het knappe van boeken als deze en de kracht van veel zaken die uit Willow Creek komen: ze zijn heel toegankelijk en praktisch en kosten in feite maar een beperkte inspanning. Het gaat om handvatten die zonder veel moeite zijn toe te passen in je eigen leven of kerk. En dat is ook soms jammer aan dit soort boeken: het is heel erg oppervlakkig; echte intellectuele inspanning is niet nodig en de diepgang en theologische onderbouwing is beperkt. Maar voor elk boek is een plaats, dus ook voor dit boek.

Natuurlijk is het ook een typisch Amerikaans boek – er zullen niet zoveel Nederlandse kerken zijn met een parkeerplaatsonderhoudteam, een bediening van automonteurs of een basketbalteam. Maar dat geeft niet, want de principes zijn hetzelfde. En kinderwerk, koffie schenken en stoelen klaarzetten moet in de meeste Nederlandse kerken ook gebeuren.

Hybels heeft zijn betoog volgestopt met verhalen over en citaten uit e-mails van mensen die op een of andere manier als vrijwilliger betrokken zijn geweest bij het werk in een gemeente. Daardoor leest het boek snel en het ontroert ook, om te lezen hoe vervullend een bediening kan zijn. En dat is natuurlijk ook de bedoeling van Hybels: benadrukken dat actief zijn binnen de gemeente tot de kern van het christenleven behoort. De kerk is voorbestemd om in de eerste plaats een vrijwilligersorganisatie te zijn. De kracht is de kracht van iedereen, dat wil zeggen: God bouwt Zijn gemeente door iedereen, en niet door een select groepje. Iedereen heeft de mogelijkheid goede daden te doen met behulp van de zegeningen van God, zodat ze anderen tot zegen kunnen zijn.

Hybels begint de misvatting te weerleggen dat mensen vragen voor vrijwilligerswerk een ongewenste belasting is van drukbezette mensen en dat de kerk geen tijd van hen zou mogen vragen. Het tegenovergestelde is waar: uiteindelijk is er geen voldoening in drukke werkzaamheden en volle agenda’s. Maar mensen die God de kans geven hen te leiden naar de plek waar hij hen wil gebruiken, ontdekken enerzijds een ongelooflijk besef van voldoening en blijdschap en anderzijds dat zij door hun inzet de samenleving kunnen veranderen.

Vrijwilligerswerk heeft niet te maken met plicht, maar met plezier en voldoening. Dat dit vaak niet zo is, heeft onder meer te maken met het feit dat een bepaalde taak geen voldoening gaf, dat een visie ontbrak en waardering, dat de werklast veel te groot was of dat men op een positie zat die niet paste bij gaven en talenten. Dit betekent dat de leiding van de gemeente zich bewust moet zijn van de noodzaak en waarde van vrijwilligerswerk en zich steeds moet afvragen of er voldoende zorg is voor vrijwilligers, of de teams functioneren, of er voldoende geestelijke groei is, et cetera.

Wie voor het eerst vrijwilligerswerk gaat doen vraagt zich misschien af of het de moeite waard is: krijg ik het niet veel drukker zonder dat er een beloning tegenover staat? In de eerste plaats is er een Bijbels principe. De discipelen waren vrijwilligers en Jezus werkte in een team – niet alleen. In Matteüs 19:27 vraagt Petrus naar de beloning en Jezus belooft hen het honderdvoudige van wat zij hebben achtergelaten. In Johannes 13 staat het verhaal van de voetwassing, waarbij Jezus de nadruk legt op dienen. Paulus herhaalt dat in Filippenzen 2:3-8 en roept op Jezus te volgen en je kruis op te nemen. Radicale dienstbaarheid is de enige weg naar een leven in volheid. Dienstbaarheid richt de aandacht van je zelf weg en richt die op anderen.

Vrijwilligerswerk kan dan ook een heel sterk helend effect hebben, het kan een balsem zijn voor verborgen pijn. In zekere zin is vrijwilligerswerk een ruil die uitpakt in het voordeel van de vrijwilliger. Voorop staat dat gediend wordt uit gehoorzaamheid en dankbaarheid aan Christus, om de voortgang van het Koninkrijk te bevorderen en vanwege het welzijn van hen die gediend worden. Maar de weg van dienen ligt vaak bezaaid met beloningen, zoals herstel en genezing.

Vrijwilligerswerk sluit ook aan bij het principe van het priesterschap van alle gelovigen. Als we elkaars priesters zijn, dan behoren we voor elkaar te bidden, te bemoedigen, te waken, te treuren, te verblijden en te dienen. Of zoals in Efeziërs 4:12 staat: om de heiligen toe te rusten voor het werk in zijn dienst. Zij die toegerust zijn heten vrijwilligers. De grootste fout die een kerk kan maken is dat priesterschap in handen te leggen van een aantal – spoedig overbelaste – beroepskrachten, terwijl de rest consumeert. De gemeente gaat vrucht dragen als allen meewerken. Vrijwilligers ontdekken dat ze een instrument van God zijn voor hoop, vergeving en genezing. Toerusters ontdekken dat mensen tot hun doel komen. De omgeving wordt gediend. God wordt geëerd omdat het Zijn plan is.

De beste manier om een goede bediening te vinden is experimenteren. Aan de ene kant valt veel te zeggen voor het gaan werken na het invullen van een gaventest en het ontdekken van specifieke talenten. Want ongericht aan het werk gaan leidt tot teleurstellingen, omdat je niet op de juiste plaats bent. Aan de andere kant kan het er toe leiden dat mensen passief zijn tot ze de perfecte taak hebben gevonden. Maar het is ook zo dat gaven zich niet zo makkelijk laten ontdekken. God laat gaven vaak zien wanneer men aan de slag gaat. Het beste is dus aan de slag te gaan met een bereidwillig hart bij een bediening die lijkt te passen, maar open te staan voor verandering. Hybels introduceerde daarom in zijn kerk het systeem van ‘proefritten’: bij elke taak is het mogelijk een keer een proefrit te maken. Er staan mensen in die taak klaar om iemand op te vangen, wegwijs te maken en te begeleiden. Een proefrit is dus een gedegen kennismaking en niet het langs de zijlijn een kijkje nemen: men doet al echt mee. Na de proefrit beantwoordt men vier vragen:
  • Had je het gevoel dat je zinvol bezig was?
  • Voelde je je na de proefrit emotioneel opgeladen of leeg?
  • Heb je genoten van het team en het samen optrekken?
  • Hoeveel tijd heb je beschikbaar?
Er is geen limiet aan het aantal proefritten, maar een passende bediening is veelal snel gevonden. Want iedereen heeft een passie, iets wat buitengewoon interesseert. Het gaat erom aansluiting van de door God gegeven geestelijke gaven bij die passie te vinden. Het kan ook heel goed iets totaal anders te doen dan het dagelijks werk dat verricht wordt. Maar vaak kunnen kerken goed gebruik maken van onder de leden aanwezige expertise vanuit een concreet beroep. Dat maximaal kunnen inzetten vereist dat leiders kunnen delegeren en verantwoordelijkheden durven af te staan. Ook kan het zijn dat God iemand roept voor iets waar hij of zij op het eerste gezicht geen affiniteit mee heeft. Het gaat erom dat mensen gehoorzaam zijn aan God en ontdekken dat Hij hen beter kent dan zijzelf. Dit alles zorgt ervoor dat de identiteit van de kerk aansluit bij de capaciteiten van de leden. Een mooie zin vind ik: “Ik garandeer u dat, wat voor bediening een lokale kerk ook opzet, iemand in die gemeenschap dringend behoefte heeft aan die bediening.” Negeer uw innerlijke roepstem niet. Geef God de kans tot u te spreken. Luister. Doe iets. Zet een stap. Probeer het maar.

Maar vrijwilligers moeten ook gevraagd worden. Ooit heeft iemand aan elke bestaande vrijwilliger gevraagd om iets te gaan doen, daarna startte het vrijwilligerswerk. Een vraag kan geformuleerd zijn in een uitdagende preek, die mensen ervan overtuigt dat ze niet langs de zijlijn moeten staan. Maar een vraag kan ook een specifieke nood zijn die aansluit bij iemands passie. Deze noden kunnen breed in de kerk bekend worden gemaakt.

De persoonlijke benadering werkt echter het beste: vrijwilligers die vrijwilligers vragen. De leiding van de kerk moet daarin het voorbeeld geven. Mensen met wie we een relatie hebben opgebouwd zijn veel toegankelijker om vrijwilligerswerk te gaan doen.

Deze vrijwilligers-vragen-vrijwilligers-benadering kent de volgende onderdelen:
  • de visie presenteren in een gesprek onder vier ogen. Dit kan het beste door vrijwilligers zelf gebeuren die uitleggen welke bevrediging de specifieke taak geeft en hoe deze bijdraagt aan de groei van de gemeente. Het is verstandig niet meteen te vragen dat iemand zich voor langere tijd gaat binden, maar ook al doet hij of zij een proefrit, dan nog is het belangrijk de visie te presenteren. Dan pas weet iemand of het aansluit bij zijn eigen passie en gaven of een latente vraag of behoefte beantwoordt.
  • geef mensen de tijd om een beslissing te nemen. Blijf de vraag wel herhalen en geef er een specifieke taakomschrijving bij zodat duidelijk is wat er verwacht wordt.
  • houd een nabespreking. Het gaat immers niet om het opvullen van lege plekken, maar om het begeleiden van iemands geestelijke groei en het laten ontdekken van geestelijke gaven en passies. In de nabespreking komen de punten aan de orde die al bij “de proefrit” zijn besproken.

Bij het ontwikkelen van een cultuur van vrijwilligerswerk zijn de volgende lessen van belang:
  • een nieuwe vrijwilliger is een kwetsbare vrijwilliger. Men is kwetsbaar voor ontmoediging en desillusie. Eerste ervaringen in vrijwilligerswerk kunnen de houding in de rest van iemands leven bepalen. Passiviteit is vaak niet een kwestie van te weinig toewijding, maar van een ervaring van falen. De oplossing is simpel: vraag ernaar. Schrijf een briefje. Laat iemand zijn ervaringen vertellen. En doe dat ook bij oudgedienden. Vraag hen of ze hulp nodig hebben.
  • de eenvoudigste weg om een vrijwilliger te laten stranden is zijn of haar tijd verknoeien. Dit is vooral van belang voor coördinatoren van vrijwilligerswerk. Het kan zijn dat een vrijwilliger zich inzet, maar eigenlijk niet nodig blijkt te zijn. Of hij wacht te vergeefs want iedereen is te laat. Maar wat ook kan is dat de verantwoordelijkheden die iemand krijgt veel te groot zijn en niet aansluiten bij zijn ervaring en bekwaamheden. Ook hier is de oplossing: nabespreken, vragen, luisteren. En voor ogen houden dat het gaat om de begeleiding van iemands geestelijke groei en niet om het opvullen van plaatsen.
  • dienaren moeten telkens weer horen dat hun werk niet vergeefs is. Vrijwilligers moeten het besef hebben dat hun inzet nooit vergeefs is, ook al is die onzichtbaar (Matteüs 6:4, 1 Korintiërs 15:58). Vrijwilligers moeten hier steeds aan herinnerd worden. Er moet een sfeer van bemoediging ontstaan, van gerichte, structurele aandacht. Kijk werkers van tijd tot tijd in de ogen en herinner ze eraan dat ze belangrijk zijn.
Sommige vrijwilligers dienen de kerk heel erg lang, soms tientallen jaren. Waar halen ze de energie vandaan? Belangrijk is dat de bediening(en) langzamerhand op één lijn komt met de geestelijke gaven en passies van iemand. Belangrijk is verder dat er een gemeenschap is waarbinnen iemand dient, er zijn er maar weinig die het volhouden als individu te dienen. Deze gemeenschap, of team, kan de kracht verlenen om te blijven dienen door het samen delen en verwerken van wat er wordt gedaan. Hybels noemt nog een paar punten:
  • als we zien dat mensen door onze bediening veranderen, zal dat ons aansporen tot nog grotere dienstbaarheid (3 Johannes 4, 1 Tessalonicenzen 3:8). Het is belangrijk te zien dat een doopdienst niet gehouden had kunnen worden zonder het zaaiwerk en de praktische voorbereidingen van talloze vrijwilligers in de kerk.
  • langdurige dienstbaarheid vereist voldoende aandacht voor het persoonlijk welzijn. Het misverstand hierbij is “hoe drukker, hoe heiliger”. Mensen branden liever op dan dat ze vastroesten, en het eerste gebeurt helaas ook vaak. Er is een verschil tussen zelfverloochening en zelfvernietiging. Zelfverloochening is het afzweren van wat God niet aanstaat, zoals zonde, egoïsme en zelfbedrog. Zelfvernietiging is het afzweren van zaken waarvan God niet wil dat ze afgezworen worden, zoals oprechte behoeften, gezonde activiteiten en opbouwende relaties buiten de bediening of kerk. Het leven van een dienaar is geen sprint, maar een marathon en het tempo moet worden aangepast aan de noden van het huwelijk, gezinsleven en een gezonde levensstijl. Zelfverzorging is noodzakelijk.
  • langdurige dienstbaarheid vloeit voort uit geestelijke volheid. Dienstbaarheid heeft de juiste brandstof nodig. Als de geestelijke drijfveren schuldgevoelens zijn of een poging God gunstig te stemmen of indruk te maken, wordt het een uitputtingsslag. Oprechte en sterke dienstbaarheid moet voortvloeien uit een ononderbroken, dagelijkse ervaring van Gods nabijheid en liefde, door geestelijke disciplines als stille tijd en na te denken over Gods woord.
Het afsluitende hoofdstuk wordt besteed aan het benadrukken van het belang om goede daden te doen (Hebreeën 10:24, Matteüs 5:16): spoor elkaar aan het goede te doen, doe het goede zonder ophouden. Denkt u dat in deze wereld vol nood en ellende één persoon niets kan betekenen? Het tegendeel is waar; we krijgen elke dag de gelegenheid om een wereld te creëren die meer in overeenstemming is met de waarden die ons dierbaar zijn. Voor goede daden is één ding onmisbaar: een bereidwillige vrijwilliger.

De slotzin van Hybels is: ik ben er van overtuigd dat ergens een goede daad ligt te wachten om door u te worden verricht. Amen!

Sneuper

Bill Hybels - Vrijwilligers mobiliseren. Uitgeverij Gideon, ISBN 90-6067-246-1

Geen opmerkingen: