woensdag, mei 03, 2006

Is Christus gedeeld? – Kokichi Kurosaki

Dit boekje heeft als thema de eenheid van de kerk, of liever: het gebrek daaraan. De Japanse christen Kurosaki beschrijft vanuit het perspectief van een christen uit een zendingsland hoe hij aankijkt tegen de verdeeldheid in de kerk, juist vanwege het gebrek aan lange kerkelijke historie valt hem die verdeeldheid op. Vervolgens houdt hij een aantal Bijbelse inzichten tegen de situatie in de kerk aan en hij concludeert dat de wijze waarop kerken de eenheid in stand houden of zelfs bevorderen, in strijd daarmee is. Het maakt de kerken vruchteloos, het getuigenis waardeloos en de situatie voor nieuwe christenen verwarrend: wie heeft de waarheid? Het probleem is dat elke groepering de bijzonderheden ten opzichte van andere groepen benadrukt, in plaats van de kern te zoeken: de relatie met onze hemelse Vader. Kurosaki werkt het thema uit aan de hand van de kernbegrippen “ekklesia” (de vergadering van christenen) en “koinonia” (de levende verbondenheid met Christus).

De ekklesia hoeft niet door menselijke inspanning te worden verenigd, want haar bestaan is gebaseerd op een al bestaande eenheid. Zij IS één. De belangrijkste voorwaarde voor het herstel van de eenheid is je realiseren: wij ZIJN al één. In feite is het zo dat je door je handelen alleen maar de eenheid kan verbreken, tenzij je kiest voor de gemeenschap en de onderlinge liefde. Het is dus zaak je af te vragen bij alles wat je doet: bevorder ik de eenheid of niet?

Samenvattend zegt Kurosaki:
  • Het hart van het christelijk geloof is gemeenschap met God door Jezus Christus. Deze relatie met God kan men ook omschrijven als persoonlijk geloof in de heer Jezus of als de verbondenheid met Christus. Dit is het geestelijke leven dat door de Geest in de gelovige bewerkt wordt.
  • Ieder die gemeenschap met God heeft, wordt samengevoegd met alle anderen die deze gemeenschap ook kennen. Deze koinonia met ander gelovigen heet ekklesia. Zij is gebaseerd op het feit dat alle gelovigen dezelfde levendmakende Geest hebben.
  • De ekklesia is het lichaam van Christus. Zij is dus een levend organisme, dat bestaat uit allen die gemeenschap met God hebben. Instituten, organisatievormen, belijdenissen, leerstellingen en rituelen zijn voor de ekklesia niet van wezenlijk belang. Het hangt niet van zulke zaken af, of iemand behoort tot het Lichaam van Christus.
  • Elk lid draagt bij aan het gehele Lichaam. De verscheidenheid van gaven van de Geest mag de gemeenschap niet belemmeren. Geen enkele gave of functie mag in het christelijk geloof centraal staan.
Maar voordat hij tot de samenvatting komt, beschrijft hij eerst hoe het allemaal zo gekomen is. In de apostolische tijd was sprake van echte koinonia, de apostelen stelden geen geloofsbelijdenissen of grondslagen op. Theologie was slechts een methode om het geloof uit te leggen, duidelijk te maken Wie centraal stond. De ekklesia was geen instituut. Bij de eerste christenen stond de verbondenheid met Christus centraal, hun geloof was gericht op Hem. Er was geen sprake van dat het werk en het gezag van de Geest in de ekklesia zou worden vervangen door mensenwerk en aards gezag.
Dat veranderde in de Romeinse tijd, nadat het christendom de nationale godsdienst van het Romeinse rijk werd. Er kwam een organisatie die zich DE kerk noemde. Het ware doel van de ekklesia, namelijk het leven in eenheid en gemeenschap met Christus en met elkaar, verdween naar de achtergrond ten gunste van de regels van het instituut. Het geloof en de trouw richtten zich niet langer op de geestelijke eenheid met Christus, als Hoofd van de ekklesia, maar op de officiële leiding en het gezag van de paus. De aanbidding van God in geest en in waarheid werd vervangen door een ritualistische en formele eredienst. De mensen werd voorgehouden dat het een christenplicht was om zonder bedenkingen in te stemmen met de leer van de kerk en ketters te vervolgen.
De Rooms-katholieke kerk is het meest complete en best georganiseerde voorbeeld van totalitair bestuur. Kurosaki ziet de oorzaak in de sektarische driehoek: het vastleggen van de leer, een hiërarchische organisatie en het opleggen van een leefpatroon. Om uniformiteit te waarborgen werd de excommunicatie gehanteerd. Gelovigen leerden dat zij moesten opkomen voor de zuiverheid van de leer van de kerk, waardoor onverdraagzaamheid om zich heen greep.
Na de reformatie veranderde dit op onderdelen. In protestantse kerken kwam de Bijbel centraal te staan alsmede het beginsel van rechtvaardiging door geloof alleen. Maar ook het protestantisme had behoefte aan een duidelijk onderscheid tussen orthodox en heterodox, tussen waar en vals geloof. De hervormers waren in de katholieke atmosfeer opgegroeid en vonden het noodzakelijk het ware geloof te verdedigen en geen ketters in hun midden te verdragen. Protestanten staken daarom hun energie in het zo nauwkeurig mogelijk formuleren van Bijbelse waarheden. Zij vormden hun eigen institutionele kerken en raakten hevig verdeeld. Hun enige antwoord op leergeschillen was afscheiding. De versnippering deed zich het meest gelden in samenlevingen waar veel vrijheid heerste. Leerdwang en regelzucht zijn immers de enige manieren voor een instituut om interne eenheid te bereiken. Maar de Geest van God, die in de ekklesia woont, maakt ieder exclusief denken overbodig. Sterker, het is zonde.

Want het geloof valt ten diepste niet te vervatten in systemen en belijdenissen, het is immers leven in Jezus Christus. Men gelooft niet in een belijdenis, maar probeert de betekenis van het geloof uit te drukken in een belijdenis. De Bijbel zelf is een beschrijving van de omgang tussen God en mens, een geschreven belijdenis heeft maar beperkte betekenis. Door hieraan voorbij te gaan viel het protestantisme ten prooi aan voortdurende en hevige leerverschillen, die een bron van verdeeldheid zijn gebleken.

Eén van de geschilpunten is theologie. De geschillen tussen orthodoxen en vrijzinnigen of Bijbelgetrouwen en modernen kunnen hoog oplopen. De een kan vervallen tot een dode orthodoxie, de ander tot humanisme. Wanneer een theologie of belijdenis centraal komt te staan, kan het niet anders of er ontstaan meningsverschillen. Hoe er ook naar gekeken wordt, we moeten de Schriften bestuderen met het doel daardoor, onder leiding van de Geest, tot een persoonlijke relatie met Christus te komen, die de Waarheid is.
Verschillende groepen benadrukken dan ook vaak één aspect van de christelijke leer, en wijzen andere aspecten af. Door het afwijzen hiervan door de kerken, werden zij genoodzaakt zich tot afzonderlijke gemeenschappen van gelijkgezinden te groeperen met hun kritische punten als grondslag. Dat is de voedingsbodem van afscheiding: leerstellige verschillen. Maar ook godsdienstige gebruiken kunnen tot verdeeldheid leiden: hoe dopen, wel of niet een orgel, de hoofdbedekking van de vrouw. Steeds gaat het erom dat de gedachte is dat alleen de eigen groep de orthodoxie in pacht heeft, dat alle anderen het min of meer mis hebben en dat die bestreden moeten worden.

Maar het christelijk geloof is ten diepste niet gericht op een structuur of organisatie. Zelfs niet op de Bijbel als zodanig, want de ekklesia bestond al voordat het Nieuwe Testament werd geschreven. De ekklesia is bedoeld als één lichaam en nooit als verdeelde kerk. Het gaat ten diepste om de koinonia en waar deze aanwezig is, daar is het Lichaam van Christus: de ekklesia. Waar de levende verbondenheid met Christus ontbreekt, is dan ook geen ekklesia. Er is voor koinonia geen eensluidende belijdenis, structuur of eredienst nodig. Nodig is Hem lief te hebben en elkaar lief te hebben. De Bijbel bevestigt dit want de gemeenschap tussen God en mens is de rode draad die van Genesis tot Openbaring door de hele Bijbel loopt. De mens is naar Gods beeld geschapen met maar één doel: dat de mens leeft in gemeenschap met God. De mens is een geestelijk wezen, in staat om Gods liefde te beantwoorden. Geloof is niets anders dan leven in verbondenheid met God. De enige voorwaarde is dat een mens zich bekeert en tot Christus komt om van Hem de vergeving van zonde te ontvangen. Dat betekent dat een instituut, een interpretatie van de Bijbel, een leer, een levenspatroon of iets anders niet het hart van het christelijk geloof kan zijn. De Bijbel is niet de kern van de zaak, maar beschrijft slechts waar alles om draait en hoe we tot die kern kunnen komen. De verlossing door het bloed van Christus is het belangrijkste feit van het christelijk geloof, want daarop berust onze koinonia met God.

De enige manier om tot eenheid te komen is de gemeenschap met Christus centraal stellen. Christenen ontlenen hun kracht niet aan menselijke samenwerking, maar aan hun verbondenheid met God. Het is Gods kracht, werkzaam in mensen. Maar hoe weten we nu of iemand een christen is? Dat is niet of iemand gedoopt is en aan het avondmaal gaat. Het allerbelangrijkste is dat hij of zij Christus als Heer belijdt en of er iets zichtbaar wordt van de liefde tot God en de naaste.

Als er sprake is van waarachtige gemeenschap met God, dan is ware eenheid daarvan het natuurlijke gevolg, mits wij geen menselijke barrières opwerpen. De Schrift roept ons niet op een bepaalde leer over de gekruisigde en verrezen Christus aan te hangen, maar om in deze Persoon te geloven. Het christelijk geloof is geen opvatting, maar een relatie. In het laatste oordeel wordt gelovigen niet de leerstellige maat genomen, maar of zij zich met hart en ziel hebben overgegeven aan Christus. De koinonia is het doel, de verlossing door het bloed van Christus is het middel om die te verkrijgen. Jezus keerde zich tegen exclusiviteit bij de farizeeën en bij zijn eigen discipelen. Hij prees mensen om hun geloof wanneer zij vertrouwden op Hem. Hij was niet geïnteresseerd in een organisatie, een instituut met bestuurders en wetten.

Paulus wees er nadrukkelijk op dat wie in Christus zijn, één van geest moeten zijn en in harmonie met elkaar moeten leven. Hij legde het geheim van de ekklesia uit aan de hand van wat hij had ervaren en wat aan hem was geopenbaard. Hij leerde zijn lezers verdraagzaam te zijn ten opzichte van ondergeschikte zaken, maar stelde misvattingen aan de kaak die de verbondenheid met Christus zouden aantasten. Kurosaki laat zien hoe ook Johannes en Petrus in hun geschriften wezen op het leven in de gemeenschap met broeders en zusters.
Hoewel de gemeenschap met God en Christus geestelijk is, is de uitwerking ervan zichtbaar in het leven van de gelovige.

Onderlinge verschillen zijn er natuurlijk wel. God heeft ons niet geschapen als willoze en redeloze machines, mensen zijn geen eenheidsproducten. Elk mens heeft een individualiteit. Verscheidenheid hoort bij de mensheid en ook bij het gezin van God. Het lijkt erop alsof we echter maar in twee categorieën kunnen denken: eenvormigheid of verdeeldheid. Eenvormigheid is geen optie, want elk lid moet zijn eigenheid kunnen bewaren om de ekklesia te kunnen dienen. Met die eigenheid draagt hij bij aan de volheid van Christus. Het Lichaam heeft baat bij de verschillen. Waar de waarde van diversiteit niet wordt gezien, ontstaan groepen die zich van elkaar afschermen. Verschilpunten worden geschilpunten en de natuurlijke verschillen drijven de gelovigen uit elkaar. We zijn zevenvoudig verbonden: “één lichaam en één Geest, gelijk gij ook geroepen zijt in de ene hoop uwer roeping, één Here, één geloof, één doop, één God en Vader van allen, die is boven allen en door allen en in allen” (Efeziërs 4:4-6). Daarmee is niet alles wat zich christelijk aandient ook christelijk, het gaat echter om de kern: de levende omgang met God en Christus. Wanneer ieder is gericht op de gemeenschap met God in Christus en alles in ons persoonlijk leven en in de gemeente daaraan ondergeschikt is gemaakt, ontstaat eenheid in verscheidenheid.

Dat wil niet zeggen dat er geen grenzen zijn. De Bijbel wijst erop dat het begaan van grove zonde een grond is om iemand van de gemeenschap in de ekklesia uit te sluiten (Mattheüs 18: 15-17: overspel, geldzucht, afgoderij, etc.). Maar dat is geen scheiding tussen christenen, maar het uitsluiten van personen die in feite geen christen zijn. Het Lichaam moet daarvan gereinigd worden om te voorkomen dat het wordt aangetast. De variatie aan christenen weerspiegelt de veelkleurigheid van het Lichaam, maar iets anders is het als het gebod van God wordt overtreden of een leer wordt aangehangen waarin Christus wordt geloochend. Jammer genoeg worden christenen vaker afgewezen om zaken die tot de veelkleurigheid behoren, dan om immoraliteit of het brengen van valse leer. De inzet moet dan zijn hen tot het juiste inzicht te brengen, opdat zij gemeenschap zouden hebben met de levende Christus. Het gaat er niet om de ware leer te verdedigen, maar om het nieuwe leven in Christus te bewaren en te verkondigen.

De oecumenische beweging zal niet slagen in het vormen van de eenheid, zij zal alleen maar leiden tot een nieuwe groep met een eigen leer en een eigen instituut. Het is bijna onmogelijk de belijdenissen van alle kerkgenootschappen op elkaar af te stemmen. Een instituut zal altijd streven naar eenheid in uiterlijke zaken, naar een belijdenis waarin zoveel mogelijk onder één noemer is gebracht. Koinonia is echter een realiteit die men moet ervaren, en gebaseerd op liefde.

De eenheid is mogelijk als christenen de gemeenschap met Christus voorop stellen en van daaruit hun medechristenen in liefde aanvaarden. Accepteer de leerverschillen als variaties op het ene thema, omdat nu eenmaal geen twee christenen gelijk zijn. Beef dat variëteit het leven van het Lichaam van Christus bevordert en verrijkt. Stap af van de gedachte dat een-zijn hetzelfde is als eens-zijn. Lees Efeziërs 4:15-16, Kolossenzen 2:19, Filippenzen 2:1-3, allemaal teksten die de eenheid benadrukken. Zolang christenen zichzelf zien als een instituut is er geen eenheid in Christus mogelijk.

De ekklesia hoeft niet door menselijke inspanning te worden verenigd, want haar bestaan is gebaseerd op een al bestaande eenheid. Zij IS één. De belangrijkste voorwaarde voor het herstel van de eenheid is je realiseren: wij ZIJN al één.

Kokichi Kurosaki – Is Christus gedeeld? Uitgeverij Gideon, ISBN 9060675886.

De engelse versie van het boekje is hier online te lezen (en hier ook).