maandag, november 27, 2006

Als mannen de verleiding weerstaan - Bill Perkins

De laatste tijd is er meer aandacht gekomen voor seksverslaving onder christelijke mannen. Er zijn tal van sites die het fenomeen beschrijven en hulp bieden, bijvoorbeeld een overzichtssite bij de EO, maar kijk ook eens hier, hier, hier en hier. Voor een recensie van Perkins's boek, zie hier.
Deze aandacht geeft aan dat sprake is van een aanzienlijke problematiek. Dat is dan ook de reden dat het mij goed leek om het boek van Bill Perkins – met de ondertitel Rein leven in een onreine wereld – hier te bespreken. Perkins heeft een heel eerlijk boek geschreven, waarin hij handreikingen doet om tot genezing te komen. Veel van die handreikingen zijn herkenbaar in programma’s die in de hiervoor genoemde links worden aangeboden.

Wat Perkins doet is dat hij laat zien te begrijpen dat hier sprake is van een eenzame strijd die veel mannen voeren, en bovendien een strijd waarin eigenlijk alleen maar nederlagen worden geleden. Hij helpt de aard en omvang van deze strijd te begrijpen (hij wijst ook op de geestelijke aspecten en oorzaken ervan) en doet vervolgens een aantal handreikingen om toch succes te kunnen gaan boeken. Dat maakt het tot een troostrijk en bemoedigend boek, naast het feit dat het met humor is geschreven.

Het boek is opgedeeld in vier delen:
- Inzicht in de strijd
- De strijd toegeven
- Vrijheid
- Vrij zijn voor de rest van je leven
De eerlijkheid van Perkins is dat hij erkent dat er strijd is – ook al ben je niet verslaafd aan seks – en dat inzicht in de kenmerken van de strijd je helpt om rein – en dus vrij – te blijven. Hij wuift het probleem niet weg en ontkent het ook niet. De principes die hij beschrijft zijn volgens mij ook toepasbaar bij andere verslavingen (zoals roken, eten, werken), maar bij seksverslaving komt er een aantal andere aspecten bij die een eigen benadering rechtvaardigen.

Inzicht in de strijd
Het uitgangspunt van Perkins is dat elke man vecht tegen lustgevoelens, niemand uitgezonderd. En iedereen wil die strijd winnen, en iedereen moet erkennen dat dat moeilijk is. Dat heeft onder andere te maken met de aantrekkingskracht van naaktheid – voor de meeste mannen: een blote vrouw. Niets kan bloot zijn zoals een mens bloot is, niemand is nieuwsgierig naar een blote boom of een bloot dier. Elke man beseft dat vrouwen bloot kunnen zijn, de vrouw verbergt haar schoonheid.
Vrouwen zijn Gods meesterwerk, Hij schiep de vrouw omdat hij zag dat de schepping “niet goed” was (Genesis 2:18). Het werd pas goed toen de vrouw was geschapen. De vrouw vult aan wat de man mist. Misschien verklaart dat voor een deel de permanente aantrekkingskracht voor mannen van een vrouwenlichaam.
Naaktheid houdt intimiteit in. Mannen hebben intimiteit nodig, hoewel ze het vaak uit de weg gaan. Als mannen een blote vrouw zien, ervaren iets van die intimiteit, hoewel zeer oppervlakkig. Maar het is wel de bedoeling dat man en vrouw genieten van intimiteit; daarvoor heeft God het huwelijk geschapen: God hecht belang aan seksuele intimiteit, zie bijvoorbeeld het boek Hooglied. En die seksuele intimiteit hoort in een huwelijk thuis, er is beteugeling nodig om de hartstochten van de man bedwingbaar te maken.
Die intimiteit kan echter nooit alleen gebaseerd zijn op lichamelijke aantrekkingskracht. Intimiteit heeft te maken met het innerlijk. Als mannen zich niet meer aangetrokken voelen tot hun vrouw, is dat een signaal dat er iets anders aan de hand is, niet dat zijn vrouw daadwerkelijk niet meer aantrekkelijk is. Maar het kan er wel toe leiden dat mannen denken dat zijn vrouw zijn eigen sensuele bevrediging in de weg staat, zodat zij moet veranderen of weggaan. Deze gedachte staat haaks op de bedoeling van God. Het lichaam van de man is bestemd voor de vrouw (1 Korintiërs 7:3-5). De man zal erop gericht moeten zijn de behoeften van zijn vrouw te bevredigen. Dat is het ideaal waarnaar gestreefd wordt.

Voor mannen zijn de aantrekkelijkste vrouwen de vrouwen die buiten hun bereik liggen (of moeten liggen). Het feit is dat andere vrouwen vaak aantrekkelijker zijn dan je eigen vrouw. Het vereist discipline om je vrouw op die eerste plaats te laten staan: inzicht in jezelf en discipline om keuzes te maken die ervoor zorgen dat je seksuele energie op je eigen vrouw wordt gericht.
Verkeerde dingen zijn soms goede dingen op verboden terrein. Sommige zaken zijn in zichzelf verkeerd: bitterheid, hebzucht. Maar seks is op zichzelf goed. Alleen hebben verboden dingen een erg grote, bijna magnetische, aantrekkingskracht. Daar komt ook een aantal geestelijke aspecten bij kijken. Dit is een zondige wereld waarbij verleiding niet “zomaar” ontstaat, het heeft demonische dimensies. En het wordt gevaarlijk als een vrouw wordt gezien in het licht van lust, niet als een mens maar als een lichaam dat voor eigen plezier gebruikt moet worden.

Het plezier van de zonde is van korte duur. Iedereen weet dat, en toch staat iedereen open voor de leugen dat verboden vruchten ons helemaal zullen bevredigen. De schoonheid van de eigen vrouw is irrelevant; het is het aspect van verboden zijn dat intrigeert. Dat heeft te maken met karakter. De mens weet wat goed is, maar hij doet uiteindelijk het verkeerde. We hebben allemaal beloofd ons leven te beteren, maar vallen al snel terug in slechte daden. Ook Paulus wist dat, zie Romeinen 7:14-20. En het feit dat we het weten en dat we ervoor willen kiezen het goede te doen, maakt ons paradoxaal gezien juist zwakker. Het lijkt wel of mannen dan harder vallen.

Veel christelijke mannen denken dat vechten tegen lustgevoelens een gevecht tegen de bierkaai is. Seksuele zonden worden in christelijke kringen beschouwd als ernstige zonden, dat gegeven maakt mannen bang om er voor uit te komen en het brengt mannen in een isolement. Seksuele zonden zijn een taboe. Dit gegeven maakt het lustprobleem alleen maar erger. Want de illusie van intimiteit die uit seksuele zonden voortvloeit kan alleen maar worden tenietgedaan door echte intimiteit, oftewel openheid, met iemand anders. En de meeste mannen hebben die openheid niet, met niemand.

Al deze punten – het aantrekkelijke van het verbodene, de geestelijke aspecten daarbij, de illusie van intimiteit en het isolement van de meeste mannen – maken het zo moeilijk om een moreel reine man te zijn. Maar het doel is zeggenschap te krijgen over je eigen leven, een man te worden die zijn lust in toom kan houden, die moreel rein is en zo leeft dat het God behaagt.

Perkins beschrijft veel mannen die keer op keer zweren dat het echt de laatste keer is dat ze aan iets onreins hebben toegegeven. Maar de klemmen van de val zijn sterk. Hij gaat daarom in op een aantal seksuele dwangmatigheden en waarom deze zo sterk zijn.

Paradoxaal genoeg veroorzaakt een omgeving van afkeuring – zoals een kerk – een grote spanning bij het zondigen. En die spanning is verslavend. Bovendien houden mannen het begaan van die zonde voor zichzelf, dat is eenvoudiger dan het risico te lopen veroordeeld en afgewezen te worden. Eigen onderzoek van Perkins wijst uit dat 55% van de mannen aangeeft aan seks verslaafd te zijn of te zijn geweest, ongeacht denominatie, ligging of grootte van de kerk. Deze mannen krimpen ineen bij verhalen van betrapte mannen, want ze weten dat het over henzelf had kunnen gaan: zij waren op die plek of deden die daad een week eerder. Want mannen moeten iets doen waar ze alles mee op het spel zetten: hun huwelijk, hun reputatie. En dat is een sterkere behoefte dan ze willen onderkennen.

Een beroemd Bijbels voorbeeld van een man in een verslavingsspiraal is Simson. Hij was verslaafd aan verboden seksuele avontuurtjes. Hij verkoos seksuele begeerte boven zijn omgang met zijn familie en God (zie Richteren 14). Een verslavingsspiraal kent vier stadia:
  1. Ergens volledig door in beslag worden genomen. Ergens steeds aan denken en over fantaseren lijkt onschuldig en waarschijnlijk bestaat er geen intentie om te handelen. Maar het zijn de zaadjes waaruit de kiemen voortspruiten.
  2. Ergens een ritueel van maken. Rituelen zijn handelingen die telkens worden verricht voordat een uitspatting volgt. Als iets spannend is, wordt het een ritueel. Rituelen kunnen zijn: zappen, tijdschriften lezen op het station, advertenties kijken. Als we ergens een ritueel van maken, volgt onvermijdelijk de uitspatting.
  3. Zich overgeven aan seksuele uitspattingen. Tenslotte ga je over de schreef, je geeft de lustgevoelens de vrije teugel (Richteren 16:1).
  4. Zich schamen. Het genot is van korte duur en wordt verdrongen door schaamtegevoelens. Simson sloop weg na zijn daad (Richteren 16:3)
Meestal volgt in stap 4 de belofte zoiets nooit meer te doen. Maar als de verveling of de stress toeslaat, volgt het opnieuw doorlopen van de cyclus. En de tweede keer is het makkelijker. Het verlangen naar risico is groter en de wens om weerstand te bieden neemt af. De verslavingsspiraal kan de sterkste man te machtig worden.

De vraag is natuurlijk waaróm mensen verslaafd raken. Dat is lastig weer te geven want individueel bepaald. In de meeste seksverslavingen komen echter één of meer van de volgende verwrongen gedachten terug:
  • Het opwindende gevoel is dat van een prille liefde. De man zoekt het gevoel van verliefdheid en opwinding en denkt dat te vinden in porno. Seks na het huwelijk is vaak saai en de opwinding van het begin van het seksleven wordt gemist. Alleen: alles waar je je naar uitstrekt wordt ook saai. De wet van de afnemende meeropbrengsten doet zich voor en zo ontstaat de gevaarlijke verslavingscyclus die leidt tot steeds meer risico’s nemen en uiteindelijk de ontmaskering.
  • Ik ben slecht en onwaardig. Wie dat diep van binnen vindt, geeft zich makkelijker over aan seksuele uitspattingen. Slecht gedrag is dan in overeenstemming met hun slechte karakter. Vaak vinden deze gedachten hun oorsprong in het gezin.
  • Niemand zou van mij houden als ze wisten wie ik werkelijk ben. Weinig mannen vertellen hun daden, niet aan hun vrouw, niet aan hun vrienden, aan niemand, uit angst om afgewezen te worden. De overtuiging groeit dat mensen teleurstellen. Dwangmatig seksueel gedrag stelt echter nooit teleur, maar biedt altijd genot. Het is de illusie van intimiteit.
  • Ik heb het meest behoefte aan seks. Dat is de enige manier waarop een emotionele band kan ontstaan voor sommige mannen, de enige manier om zichzelf te bewijzen.
De strijd toegeven
Belangrijk is te weten dat je een probleem hebt en hoe ernstig het probleem is. Je wordt niet ineens seksverslaafd. Maar op een gegeven moment kan je geen weerstand meer bieden aan de steeds terugkerende drang naar een seksueel object of seksuele ervaring. Een verslaafde is geobsedeerd en kan geen nee zeggen. Bovendien is het object van zijn verslaving gericht op genot en de illusie van intimiteit. Ontdekken of je verslaafd ben kan door vier vragen te beantwoorden:
  1. Weet niemand anders wat je doet? Dus: denk je dat je omgeving je zal afwijzen, liegt je om te verdoezelen wat je doet? Is het antwoord ja, dan kan sprake zijn van een verslavende relatie.
  2. Richt je schade aan met wat je doet? Dus: brengt het emotionele of lichamelijke pijn teweeg bij anderen?
  3. Wil je met je gedrag pijn onderdrukken? Is het gedrag bedoeld om je stemming te veranderen, is het ontlading bij boosheid of neerslachtigheid?
  4. Staat je seksuele gedrag los van oprechte toewijding of liefde?
Als één van deze vragen met “ja” wordt beantwoord, is sprake van dwangmatig seksueel gedrag of een seksverslaving.
De stadia van een verslaving zijn de volgende:
  • het voorstadium is een nieuwsgierige seksuele prikkeling door onpersoonlijke dingen, zoals porno, of ervaringen, zoals een stripteasebar. Je bent doordrongen van het gevaar ervan, maar je leven is nog onder controle.
  • Stadium 1 is wanneer gedragingen of objecten een obsessie zijn geworden. Er is intussen iets gebeurd waardoor de beteugelde lustgevoelens de vrije teugel hebben gekregen. Dat kan een toevallige gebeurtenis zijn, die een gevoel heeft losgemaakt dat je nog eens wilt ervaren.
  • In stadium 2 worden slachtoffers gemaakt en de wet overtreden: prostitutie, exhibitionisme, voyeurisme, andere ongewenste intimiteiten etc. Sommige mensen blijven jaren in stadium 2 met een dubbelleven.
  • In stadium 3 volgen de ernstige overtredingen zoals verkrachting, incest, kindermisbruik.
Wie het bovenstaande overdacht heeft, weet of hij verslaafd is. Belangrijk is dat er altijd een moment van de waarheid aanbreekt waardoor je moet toegeven dat je je leven niet meer onder controle hebt: een pornofoto die per ongeluk op je beeldscherm blijft staan, je wordt betrapt bij het gluren, iemand ontdekt je verhouding…
In het verhaal van Simson kwam ook een moment van de waarheid (Richteren 16), maar het verhaal eindigt niet tragisch: God geeft Simson een nieuwe kans. God is de God van de tweede, derde, vierde, enzovoort kans. Maar om die genade te ontvangen, moet je eerst inzien dat je Hem nodig hebt en een hulpvraag stellen aan Hem en anderen. Dat betekent toegeven dat je verslagen bent…

Wie denkt dat hij de strijd in zijn eentje kan voeren, moet de volgende waarheden over lustgevoelens kennen:
  • je kunt je lustgevoelens niet bedwingen. In onze samenleving wordt iedereen van vroeg tot laat blootgesteld aan verleiding. Wie zegt dat het geen vat op hem heeft liegt. Of hij is sterker dan Simsom, vromer dan David en verstandiger dan Salomo. Want zij hebben het niet gered…
  • je kunt je lustgevoelens niet veranderen. De neiging tot zondigen verandert niet als je in de kerk komt. Het heeft te maken met het feit dat de zonde niet verandert en je ‘oude mens’ ook niet.
  • je kunt je lustgevoelens niet door onthouding laten verdwijnen. Het is wel de bedoeling dat je ophoudt met gedragingen, maar als je niet aan de wortel werkt raak je vervolgens verslaafd aan iets anders. Tot de drempel van de eeuwigheid zullen we worstelen met de zonde. Paulus wist dat en riep het uit: “Ik, ellendig mens” (Romeinen 7:24)

Een belangrijke stap tot herstel is: kom ermee voor de dag. Het is belangrijk te beseffen dat veel onreinheid te maken heeft met schaamte over wie een man is als mens. Een man die door schaamte wordt gedreven minacht zichzelf, durft zichzelf niet van dichtbij te bekijken, vervreemdt van God, zichzelf en anderen. Hij leeft in de overtuiging God en zichzelf teleurgesteld te hebben.
Niemand vindt het makkelijk schaamtegevoelens aan te pakken. We proberen allemaal onze schaamte te verdoezelen. Maar het is nog erger: in feite is de obsessie voor onzedelijk gedrag een afgod. Als je vasthoudt aan de begeerte, offer je Gods genade op. Veel mannen zijn bezig de schijn van deugdzaamheid op te houden, zij doen verwoede pogingen hun eigen verdorvenheid tegenover zichzelf en anderen te ontkennen. Dat kan onder meer door actief te worden in de kerk.
Wie de waarheid accepteert, moet zijn akelige geheimen onder ogen zien. De geheimen zijn de oorzaak van de schaamte, door de geheimen houd je anderen op afstand, zelfs degenen van wie je houdt. Maar de geheimen vormen geen excuus, zij geven gestalte aan de pijnlijke waarheid. Je moet je geheimen onder ogen gaan zien en ophouden met anderen de schuld ervoor te geven. Perkins adviseert daarom 3 lijsten te maken:
- één met elk beschamend geheim dat je kan bedenken
- één met elke verklaring, rechtvaardiging of excuus dat je er voor gemaakt heb
- één met wie je ervoor de schuld hebt gegeven en in welke omstandigheden
Door deze lijsten kan je je verdrongen herinneringen vaststellen. Als je dat gedaan hebt ben je klaar voor de volgende stap:
Vertel God wat je gedaan hebt.
Tot nu toe was je de enige die weet wat voor een puinhoop het geworden is. God kent je schaamte, ga er mee naar Hem toe. Doe als de verloren zoon en keer terug (Lucas 15:11-32). Belangrijk in dat verhaal is dat de verloren zoon eerherstel kreeg. Veel mannen zijn bang voor nutteloosheid als hun geheimen uitkomen. Maar God accepteert je, wat je ook gedaan hebt. De Hemels Vader kan je gebruiken. Hij wil je reinigen en vergeven en voorbereiden op een nieuwe taak.
Natuurlijk zal de worsteling met de angst voor afwijzing blijven en de schaamte de kop opsteken, vooral na terugval. Het is belangrijk te weten dat deze gedachten afkomstig zijn van je zondige natuur en van Satan, maar houd jezelf voor dat God je onvoorwaardelijk liefheeft. Hij houdt niet van je omdat je volmaakt bent, je kunt niets doen om zijn liefde te laten toenemen. God houdt onvoorwaardelijk van je. Zijn liefde kan je veranderen. Geef Hem de gelegenheid je zelfbeeld te veranderen.

De verandering van het eigen “ik” duurt je hele leven. De volgende stap is dan ook het aanpakken van het systeem om je heen dat de voedingsbodem is voor je dwangmatige seksuele gedrag. Een deel van het systeem wordt gevormd door het gezin waar je opgroeide.
In veel gezinnen is sprake van mede-afhankelijke rollen, vooral als het slecht functionerende gezinnen zijn. Elk gezinslid neemt dan de rol van mede-afhankelijke in om de stressveroorzakende factor in bedwang te houden en het evenwicht te herstellen. Die mede-afhankelijke rol kan een obsessie worden. Met name kinderen kunnen een nadrukkelijke rol op zich nemen en daarbij blijven. Rollen die zo ontstaan zijn bijvoorbeeld: helden (blinken uit in alles om de familienaam te redden), grappenmaker (proberen de aandacht van problemen af te leiden en op zichzelf te richten), zondebokken (leiden de aandacht van het probleem af door asociaal gedrag en krijgen zo zelf aandacht), het ideale kind (dat niets nodig lijkt te hebben en daarvoor wordt beloond), surrogaatpartner, etc. In een goed functionerend gezin speelt iedereen verschillende rollen, afhankelijk van de situatie. In een slecht functionerend gezin bepaalt onze rol wie we zijn. Maar vaak ben je je niet bewust van het feit dat je een mede-afhankelijke rol speelt en speel je die rol in je latere leven ook. Maar dan kan je door dat gedrag uiteindelijk slachtoffer worden (omdat degene die je wilt helpen zich niet laat redden waardoor je je gebruikt voelt en gestraft wordt). Mede-afhankelijken scheppen genoegen in het machtsgevoel dat ze hebben als ze iemand redden. Daarom is het ook zichtbaar in de kerk en wordt daar zelfs gestimuleerd. Mensen kunnen leren opofferingsgezind te handelen, in plaats van dat ze liefdevol zijn. Dan vergeten ze dat het Gods werk is om mensen te redden. Wie mensen wil redden belemmert ze in hun groei omdat ze beschermd worden voor de verantwoordelijkheid voor hun daden.
Medeafhankelijkheid leidt tot destructief gedrag, in hoe je reageert (namelijk om het evenwicht te herstellen), het feit dat je de ander in toom probeert te houden (in plaats van het aan God over te laten) en te redden (om je waardevol te voelen, je wilt in andere mensen bevestiging vinden in plaats van in God). Je merkt dat je iemand probeert te redden uit eigenbelang (dus om een beter gevoel over jezelf te krijgen en niet omdat je oprecht om hem geeft) wanneer je de volgende negatieve emoties herkent als het niet gaat zoals je wilt:
- Teleurstelling omdat het niet ging zoals je hoopte. Verdriet is niet erg, maar mede-afhankelijken hebben een serie van dergelijke relaties.
- Schuld: je blijft mensen redden omdat je het je aanrekent dat ze niet verbeteren. De schuld is onterecht als er iets gebeurt wat jou niet aan te rekenen is. Onopgeloste schuldgevoelens kunnen zorgen dat je een afkeer van jezelf krijgt.
- Woede: mede-afhankelijken voelen zich boos door jarenlange teleurstelling en schuldgevoelens. Dat kan zich uiten in razernij of in cynisme.

Medeafhankelijkheid staat op twee manieren in relatie met seksueel dwangmatig gedrag.
In de eerste plaats kunnen teleurstelling, schuld en woede leiden tot schaamte. En schaamte kan leiden tot experimenten om de pijn te verlichten. Seksuele eraringen kunnen dan een rol spelen.
In de tweede plaats schuilt je ware ik achter de medeafhankelijkheid. Er kan een masker, een pantser, ontstaan die intimiteit verhinderd. En in echte intimiteit ligt de sleutel naar reinheid.

Wie medeafhankelijkheid ontdekt bij zichzelf, kan twee stappen nemen om er vanaf te komen:
  • Loslaten: je kunt geen mensen redden die nog niet gered willen worden. Het beste is hen los te laten en te vertrouwen dat God voor hen zorgt. Soms moeten mensen in een uitzichtloze situatie terechtkomen om tot herstel te komen. Zie het voorbeeld van de verloren zoon. Loslaten is niet hetzelfde het goedkeuren van verkeerd gedrag en het is ook niet hetzelfde als niets doen. Je kan mensen vragen of je iets kan doen, en geef soms aan dat je niet kan helpen. Schaam je niet en voel je niet schuldig dat je te weinig doet: je hebt gedaan wat je kon en dat is genoeg.
  • Zoek naar een nieuwe ik: erken dat je de aangeleerde rollen uit het verleden niet meer hoeft te spelen. Een verkeerd zelfbeeld beweegt ons mensen te redden, want als mensen je nodig hebben voelt dat veilig en geborgen. Je hebt een nieuw zelfbeeld nodig dat zekerheid biedt, en dat zelfbeeld vloeit voort uit je relatie met God.

Vrijheid
Het derde deel van het boek gaat over de vrijheid. Verschillende aspecten komen aan de orde.
Het is belangrijk om bij aanvang van de verandering de kosten te berekenen. Want het succes heeft alles te maken met toewijding. De kosten van seksueel onrein gedrag zijn goed in kaart te brengen. Maar de kosten van reinheid ook: je moet iets opgeven waar je plezier aan beleeft, je aanvaardt rusteloosheid en verveling en je zegt “nee” tegen allerlei verlangens. Inzet is nodig.
Voordat je de weg naar de vrijheid inslaat, moet je beseffen dat de pijn van verslaafd blijven groter is dan de pijn van stoppen met de verslaving. Je moet de voordelen van seksuele reinheid doorzien. Maak daarom een zo volledig mogelijke lijst met nadelen en werk alle nare scenario’s voor jezelf uit. Maar ook een lijst van de pijn van het stoppen. Maak tot slot een lijst met de voordelen van reinheid. De lijsten hebben tot doel je te laten zeggen: het is genoeg zo, ik ben het beu. Ik wil ermee stoppen, zelfs als het pijn doet.

Helaas reageren mannen vaak niet volgens de wetten van logica. Ze doen dingen die henzelf en degenen van wie ze houden veel pijn doen. De uitdaging is logisch te gaan handelen. Het is zaak te breken met seksuele zonden. Het tweede is dat je je tot God moet wenden. Omdat het lustprobleem een geestelijk probleem is, vervreemd je van God en mensen en wordt het geestelijk isolement steeds groter. Dat isolement moet doorbroken worden. Alleen God verdient onze toewijding, de afgod van onze lustgevoelens niet. Je zou kunnen weigeren jezelf aan God te geven, bijvoorbeeld omdat:
  • je wilt wachten tot je je leven gebeterd hebt. Dat is het bewijs van een verwrongen kijk op God. God wil dat we gebroken tot Hem komen, zodat Hij ons kan genezen. God houdt van je zoals je bent. Het enige wat je moet doen is op Hem vertrouwen.
  • Je je al eerder aan God hebt gegeven zonder resultaat. Dat wil zeggen dat je had verwacht dat God je lustgevoelens wegneemt. Maar dat doet Hij niet, maar Hij geeft aan hoe we de lustgevoelens kunnen beheersen en Hij geeft daar kracht voor.
  • Je het niet nodig vindt je nog een keer aan God te geven. Soms kan dat echter wel nodig zijn, in het bijzonder wanneer je God ontrouw bent geweest, om de verbondenheid met God te bevestigen.
  • Je je onwaardig voelt om jezelf aan God over te geven. Dat is ook zo, maar dat geldt voor iedereen. Toch vraagt God je overgave, zodat Hij je kan veranderen.
Wanneer je je aan God overgeeft, laat hij zien waar verandering nodig is om rein te zijn. Het vereist dat het vertrouwen op een object, persoon of ervaring om te voorzien in intimiteit of genot wordt losgelaten. Dat leidt over het algemeen tot een geloofscrisis: zal je God vertrouwen dat hij in je behoeften kan voorzien, of niet? Het zal pijn doen en je wezen zal smeken om nog één laatste bevrediging van je lusten. Maar je zal het kunnen, als je ervoor gaat.

Het eerste dat moet gebeuren is dat je zelfbeeld verandert. Dat begint met het feit dat God je onvoorwaardelijk aanvaardt, wie of wat je ook bent. Het enige dat hij vraagt is te geloven dat Jezus door zijn dood voor al je zonden betaald heeft en je het eeuwige leven geeft door zijn opstanding. Er zijn vervolgens vier stappen naar de vrijheid:
  1. Stap 1: Weten wie je bent in Christus. Door het geloof in Christus ben je met hem verenigd in zijn dood, begrafenis en opstanding. De Geest van de levende God is in je komen wonen. En dat betekent dat de zonde geen macht meer over je leven heeft. Het is inconsequent om je te laten leiden door je begeerten: je hebt een nieuwe identiteit.
  2. Stap 2: Geloven dat je leeft met Christus. Je voelt je misschien geen nieuw mens en je hebt misschien niet het idee dat de macht van de zonde gebroken is. Toch is het een feit. Maar je hebt niets aan Christus’ macht over de zonde als je er geen gebruik van maakt. Vertrouw erop dat Hij in je leeft.
  3. Stap 3: Geef jezelf aan God. Je geeft blijk van het vertrouwen in God door wat je doet. Je laat je geloof zien door naar Hem op te zien als je verleid wordt een pornoblad te lezen, op internet te surfen naar erotiek, een striptease te bezoeken. Vertrouw erop dat Hij je kracht geeft om Hem te gehoorzamen en de bevelen van je vroegere meester (de lustgevoelens waarvan je slaaf was) te negeren. Bidt Hem om zijn kracht. Laat Christus voor je vechten. Dat wij met Hem verenigd zijn is de bron van zelfbeheersing.
  4. Stap 4: geef je lustgevoelens geen kans. Je denkt te makkelijk: één kleine zonde is niet erg, één minuut surfen geeft niet. Maar zoals Paulus zegt: één zonde is al verslavend (Romeinen 6:16). Aan de hand van je keuzes bepaal je wie je meester is.

Mannen ontwikkelen geen ondoordringbaar krachtveld die ervoor zorgt dat geen enkel onrein en sensueel beeld hun geest binnendringt. Integendeel: elke man staat permanent bloot aan hevige aanvallen gericht op het ontwikkelen van lustgevoelens. Je moet je eigen afweersysteem ontwikkelen, een systeem dat je in staat stelt gevaarlijke situaties te herkennen en te vermijden.
De vier onderdelen van de verslavingscyclus komen overeen met de verleidingen die genoemd worden in de Jakobusbrief: verzoeking, bevruchting, geboorte en dood (Jakobus 1:14-15). En wel als volgt:
  • Verzoeking / Ergens door in beslag worden genomen. Je ziet iets, hoort iets, herinnert je iets en de verzoeking is daar. Je maakt jezelf wijs dat je met het lokaas kan spelen zonder gevangen te worden. Maar dat is altijd een illusie. Draai de knop om, als je merkt dat je aan het fantaseren bent. Je moet voorbereid zijn, jezelf onder controle hebben en op Christus gericht zijn. Hoe? Door de Bijbel te kennen en je teksten te herinneren, zoals Jezus deed toen hij werd verzocht in de woestijn. Daarmee prik je door de illusie van intimiteit heen, en bovendien kan je maar aan één ding tegelijk denken. Als je de verleiding niet in de kiem smoort, zal het volgende stadium aanbreken.
  • Bevruchting / Ergens een ritueel van maken. Als dit stadium bereikt is, is de handeling nagenoeg onomkeerbaar. We beginnen onze gedachten leven in te blazen. Rituelen zijn: surfen, advertenties lezen, zappen, rondkijken in een videotheek, rondrijden in de rosse buurt, een vroegere vriendin bellen, etc. Iedereen heeft zijn eigen rituelen. Maak een lijst van de rituelen en bedenk vervolgens wat je moet doen om de rituelen in te dammen. Onthouding betekent stoppen met je rituelen. Al houd je maar vast aan één ritueel, dan nog zal je begeerte gevoed worden. Als je op reis bent, zet de TV in je hotelkamer dan niet aan. Neem een internetprovider die pornografische sites blokkeert. Uw begeerten vragen u één ritueel aan te houden, uw lievelingsritueel. Maar wees onvermurwbaar. Als je dat niet bent, breekt het volgende stadium onvermijdelijk aan.
  • Geboorte / Je overgeven aan uitspattingen. De gedroomde handeling wordt uitgevoerd. Als je de cyclus niet doorbreekt bij verzoeking en bevruchting, dan volgt de geboorte onvermijdelijk.
  • Dood / Schaamte. Seksuele begeerten beloven levenslust, blijdschap, genot en intimiteit. Gedurende de verzoeking, bevruchting en geboorte lijkt dit waar te zijn. Maar de dood volgt altijd: pijn, schaamte en valse illusies.
Misschien heb je ooit toegegeven aan seksuele begeerte en ben je ontsnapt aan de gevolgen ervan. Die ontsnapping geldt eventjes: niemand ontkomt aan de gevolgen van dwangmatig seksueel gedrag. Je moet een hoge prijs betalen.
Maar je hoeft niet te zondigen. Je kan je begeerte beheersen en verder gaan met je leven door de cyclus in het beginstadium te doorbreken. Het is een worsteling, maar het goede dat er uit voortkomt is toenemende afhankelijkheid van God.

De laatste stap die je moet nemen is het zoeken van contact met andere mannen om hen de bemoediging van de Heer te geven en zij kunnen je steunen in je pogingen een rein leven te leiden.

Vrij zijn voor de rest van je leven
Kameraadschap is moeilijk voor mannen. Maar mannen hebben vrienden nodig die begrijpen waar je bang voor bent en die je bescherming bieden, die de wacht houden als je kwetsbaar bent en je schaamt.
Waarom verzetten mannen zich tegen een open, hechte vriendschap met andere mannen?
  • Ze hebben geen tijd om een vriendschap op te bouwen. In de schaarse vrije tijd (na verantwoordelijkheden op het werk, thuis, echtgenote, kinderen, kerk, sport, hobby’s) willen mannen oppervlakkig dingen doen en over oppervlakkige dingen praten. Want mannen lopen liever niet het risico dat ze ergens bij betrokken worden waar ze meer tijd aan kwijt zijn dan ze willen. Maar dus hebben mannen niemand om mee te praten over wat hen innerlijk beweegt. Vriendschap opbouwen kost tijd. Als reinheid belangrijk is, zal je tijd moeten maken voor andere mannen waarmee je minder oppervlakkig omgaat.
  • Mannen zien elkaar van nature als rivalen in plaats van bondgenoten. Daarom gaan mannen ook in een kleine groep zelden openhartig met elkaar om. Mannen zijn opgegroeid met de noodzaak om te winnen en je zwakheden te verbergen. Je beste vrienden weten niet wie je werkelijk bent, ze zien niet het concurrerende , bange, gekwetste en begerige zelf. Maar Jezus roept ons op tot dienstbaarheid aan andere mannen, geen rivaliteit. Concurrentie is goed als het gepaard gaat met liefde en bewogenheid. Gods Geest kan deze verandering in denken teweegbrengen.
  • Mannen willen onafhankelijk zijn. Ze vragen niet om raad. En als ze raad vragen, dan doen ze dat alleen aan een deskundige. Daarom praten mannen niet graag over hun problemen met vrienden. Maar de opdracht van Jezus om als kinderen te worden (Mattheüs 18:4) geldt ook voor mannen. Pas als je beseft dat je zwakt bent en vrienden nodig hebt, zal je ze gaan zoeken.
  • Mannen willen het voor zichzelf houden, want ze schamen zich. Maar het is belangrijk dat je een vriend in vertouwen neemt. Alles in je zal in opstand komen: je onafhankelijkheidsbesef, je schaamte, je begeerten, je verlangen het zelf op te lossen. Je wilt de zaken blijven verdoezelen. Maar als je rein wilt zijn, redt je het niet in je eentje. Je hebt andere mannen nodig.
Mannen weten dat vriendschap met mannen mogelijk is en kostbaar is, maar ze weten niet hoe ze die tot stand kunnen brengen. De opbouw van vriendschap verloopt langs vier fasen:
  1. De fase van het gemeenschappelijk belang. Daarvan heb je er veel en de vriendschap blijft bestaan zolang sprake is van een gedeeld doel of visie. Als dat wegvalt, heeft de vriendschap geen nut meer en valt weg. Dit zijn de vriendschappen op het werk, in de buurt of in de kerk: als je verhuist zie je elkaar niet meer. Je groet elkaar nog wel, maar er is geen reden meer voor een vriendschappelijke band.
  2. De ontspanningsfase: dit zijn de vrienden met wie je mannelijke dingen doet. Die activiteit zorgt ervoor dat je elkaar in een veilige omgeving treft. De bezigheid is de spil van de vriendschap dus vertrouwelijkheid is niet nodig. Als de ander ziek wordt zoek je elkaar niet op.
  3. De vriendschapsfase. Deze ontstaat als er affiniteit bestaat en je geniet van elkaars gezelschap. Winnen is niet meer nodig, er is waardering voor elkaars prestaties. Je biedt elkaar hulp aan en zoekt elkaar op bij ziekte.
  4. De kameraadschapsfase is de hechtst mogelijke fase, die echter zelden bereikt wordt omdat er een crisis aan vooraf moet gaan. Je wordt kameraad als je vriendschap een crisis heeft overleefd die de relatie dreigde te verstoren. De crisis drijft mannen of uit elkaar, of bindt ze samen. Je hebt elkaars zwakheden gezien, maar het vertrouwen blijft.
Het samenkomen in kleine groepen begint ook met de fase van gemeenschappelijk belang. Het is niet de plek om met je geheimen te komen. Maar het duurt lang om te wachten tot de kameraadschapsfase aangebroken is. Het kan sneller wanneer je mannen zoekt met een toewijding aan God, iemand die ernaar verlangt te groeien in zijn relatie met Christus. Die toewijding zet je er toe maatregelen nemen om rein te blijven, zoals het doorbreken van een ritueel. Vervolgens is toewijding aan elkaar nodig. Dat betekent dat je elkaar iets kostbaars geeft, en het kostbaarste dat je hebt is tijd, tijd met elkaar: regelmatig vragen hoe het gaat en voor elkaar klaarstaan als het echt nodig is.

Perkins heeft met zijn groep vertrouwde vrienden een aantal richtlijnen opgesteld, die hen helpen rein te blijven:
  1. Ik wil als Jezus Christus worden. Ik wil me houden aan wat ik God, mijn vrouw en mijn kinderen beloof. Ik wil seksueel rein zijn.
  2. Ik zal er altijd aan denken dat ieder van ons het even moeilijk heeft en even gevoelig is voor zonde.
  3. Ik zal onze specifieke problemen nooit met iemand buiten de groep bespreken, tenzij er een misdaad gepleegd is of iemand lichamelijk gevaar loopt.
  4. Ik zal nooit tegen iemand uit de groep liegen.
  5. Ik zal er altijd van uitgaan dat iedereen in de groep zijn zonde wil verdoezelen, net zoals ik. En daarom sta ik toe dat andere mannen mij gerichte vragen stellen over mijn gedrag, vragen die ik niet kan ontwijken. En zij verwachten dat ik hetzelfde doe.
  6. Ik maak een lijst van de rituelen die ik uitvoer, voordat ik mij overgeef aan uitspattingen. Ik laat die lijst aan de groep zien, zodat ze mij in de gaten kunnen houden.

Moreel rein blijven is een dagelijkse strijd, die veel doorzettingsvermogen en teamwerk vereist. Als je merkt dat een kameraad zicht terugtrekt, moet je hem opzoeken. Want teruggetrokkenheid is het eerste teken dat iemand op het punt staat te zwichten. Als je in een groep met mannen betrokken bent die dezelfde strijd voeren, kan het gebeuren dat één van beide zondigt, of de ander kwetst. Dat is het moment dat de vriendschap in een nieuwe, hechtere fase kan overgaan. Veel mannen wantrouwen anderen en proberen hen op veilige afstand te houden. Als je een kameraad bent, moet je echter je leven lang trouw tonen en de wantrouwende ander vriendelijk bejegenen.

Als je rein wilt zijn is de relatie met je echtgenote uiteraard ook van belang. Het voorkomen dat je je overgeeft aan seksuele uitspattingen is nog maar de helft van het verhaal. De andere helft is de relatie met je vrouw. De uitgangspunten daarvoor zijn:
  • Je lichaam behoort je vrouw toe (1 Korintiërs 7:3-4). Je moet vinden dat je lichaam haar toebehoort. Maar je mag het lichaam van je vrouw niet opeisen. Het is de bedoeling dat zij zelf bedenkt dat haar lichaam er voor jou is. Seksuele aantrekkingskracht zal dus steeds op je eigen vrouw moeten worden gericht.
  • Je moet de seksuele behoeften van je vrouw bevredigen. Het is de bedoeling dat je ontdekt wat haar opwindt, en vervolgens dat doet. Mannen zijn geneigd bij hun vrouw te doen wat zij willen dat zij bij hem doet. Maar het moet andersom. Dat betekent ook dat je haar tempo volgt bij vrijen, en vrouwen hebben nu eenmaal langere tijd nodig. Het betekent ook dat je er met elkaar over moet praten om te ontdekken wat zij fijn vindt.
  • Bouw een geestelijke band op. Het is Gods bedoeling dat je lichamelijke relatie een afspiegeling is van je geestelijke relatie met je vrouw.

Ondanks alles wat in dit boek besproken is en de vorderingen die worden gemaakt, zullen mannen af ent toe in het nauw zitten: verleidingen, teleurstellingen of terugvallen zullen je bang maken dat je het niet zult halen. Daarom is het laatste hoofdstuk van het boek een gereedschapskist, dat je kan gebruiken als het op een dag nodig is. Gereedschappen zijn:
- Een kalender. Hierop kruis je niet alleen het aantal dagen aan waarop je rein bent, maar ook de terugvallen en de reden ervan. Na verloop van tijd zal hieruit een patroon blijken. Dat helpt om rituelen in kaart te brengen en te beëindigen.
  • Maak een eind aan rituelen.
  • Zeg gezonde dingen over jezelf tegen jezelf, leer jezelf zien zoals God je ziet. Hij heeft je onvoorwaardelijk lief.
  • Sluit je aan bij of start een hulpgroep.
  • Ga aan de slag met vergeving
    • Vergeving vinden. God wil je vergeven. Zoek zijn vergeving.
    • Vergeving schenken. Dat doe je aan degenen die je pijn gedaan hebben. Ook al zit de pijn diep, Gods vergeving gaat dieper. Hij is voor die vergeving gestorven.
    • Vergeving vragen. Bedenk wie je gekwetst hebt in het verleden, en vraag vergeving. Verwacht niet dat de relatie daardoor direct herstelt, maar doe alleen wat op je weg ligt.
  • Voed jezelf met de Bijbel. Er zijn veel teksten die je kunnen helpen op momenten van verleiding. Lees ze door en overdenk ze op het moment dat je in verleiding komt of ontmoedigd bent. Perkins geeft een lijst met relevante teksten over verschillende thema’s (zelfbeeld, vergeving, lust, verleiding, onzedelijke gedachten, etc.)
  • Bidden. Bidden is belangrijk om echte intimiteit met God te krijgen. Bidden met je vrouw – wat maar heel weinig mannen doen – is belangrijk om echte intimiteit met haar te krijgen. Gebed is hoe dan ook essentieel.
  • Vasten. Vasten helpt je om op God gericht te worden en geestelijk versterkt te worden.
Het laatste onderwerp dat wordt behandeld is de vraag of masturberen al dan niet onzedelijk is. In een aantal gevallen is het dat wel, in andere gevallen niet. Er zijn drie richtlijnen:
  • De gedachtentest: Jezus veroordeelt fantaseren over andere vrouwen (Mattheüs 5:28). Masturberen is verkeerd als dat samengaat met het lezen van of kijken naar porno. De gedachten erbij maken masturberen dan verkeerd.
  • De zelfbeheersingstest: dwangmatig masturberen is verkeerd. Als je geen weerstand kan bieden aan de drang, is het verkeerd.
  • De liefdestest: masturberen is verkeerd als je daardoor niet aan je behoeften van je vrouw kan voldoen. Iemand kan in seksueel opzicht uitgeput raken, waardoor zijn vrouw eronder lijdt.

Bill Perkins – Als mannen de verleiding weerstaan. Rein leven in een onreine wereld. Uitgeverij Barnabas, ISBN 9050309518,

maandag, juli 10, 2006

De kerk als gemeenschap - Gilbert Bilezikian

In dit boek houdt Bilezikian een krachtig pleidooi voor het (opnieuw) begrijpen en bevorderen van de gemeenschap in de kerk. Hij werkt de idee van gemeenschap uit in de manier waarop de kerk, de leden van de kerk en de leiders van de kerk zouden moeten functioneren: namelijk op die manier, die het ontstaan en de groei van de gemeenschap maximaal bevordert. Wanneer de kerk gaat denken vanuit en zichzelf organiseert rondom het Bijbelse principe van gemeenschap, noodzaakt dit tot tal van veranderingen en nieuwe werkwijzen. De realiteit is namelijk dat historisch bepaalde keuzes en structuren niet per se aansluiten bij dit ideaal van gemeenschap en ook niet in alle gevallen Bijbels voldoende gefundeerd zijn. Dat betekent dat een kerk deze keuzes en structuren moet heroverwegen, wanneer zij optimaal wil functioneren.
Bilezikian wordt genoemd als de mentor van Bill Hybels en hij is al jarenlang bijbelleraar. Zie hier een achtergrondartikel over Bilezikian en hier een interview met hem.

Alleen gemeenschap is eeuwigdurend
Bilezikian begint met het beschrijven van wat de gemeenschap nu eigenlijk is. De eenheid is primair, want hij bestond al voor de schepping. Eenheid is een goddelijke bestaansvorm die hoort bij Gods eigen wezen, onafhankelijk van en voorafgaand aan wat hij heeft geschapen. Al in Genesis wordt geopenbaard dat God een gemeenschap is van drie personen in één wezen: Vader, Zoon en Heilige Geest. Dit is de eeuwige gemeenschap in eenheid waaraan alle andere gemeenschappen hun bestaan en betekenis ontlenen. Daarin verschillen christenen ook van Joden en moslims, omdat zij geloven dat God één persoon in één wezen is.
Binnen deze eenheid is sprake van volledige wederkerigheid en gelijkheid, de leden van de Drie-eenheid functioneren nooit onafhankelijk van elkaar. Het scheppingswerk wordt voornamelijk verricht door de Vader, het verlossingswerk door de Zoon en de Heiliging vooral door de Heilige Geest, maar alle drie zijn erbij betrokken.
God schiep de mens in een gemeenschap, pas door de schepping van de vrouw werd dat doel bereikt (en toen pas noemde God de schepping “zeer goed”) en konden man en vrouw een gemeenschap en een eenheid vormen. De goddelijke eenheid wordt weerspiegeld in de menselijke gemeenschap en eenheid. Uit het scheppingsverhaal blijkt geen ondergeschiktheid van de vrouw of dat de vrouw niet volledig Gods beeld weerspiegelt, of dat den man meer Gods beeld weerspiegelt dan de vrouw. God schiep een wederkerige relatie, een zuivere eenheid.
Na de zondeval werd deze wederkerige dienstbaarheid verstoord en er ontstond een gezagsrelatie. Het uit de zondeval voortgekomen patroon van mannelijke heerschappij werd wettelijk vastgelegd als een patriarchaal systeem. De mensen moesten leren leven met de gevolgen van de zondeval en ook het weinige dat er nog van de gemeenschap over was, viel uiteen.
Maar God geeft niet op, vanwege Zijn liefde voor de mensen. Op de puinhopen van de oude gemeenschap bouwt Hij een nieuwe gemeenschap. In het Nieuwe Testament wordt de relatie van dienstbaarheid weer hersteld want het is de kenmerkende factor in de omgang tussen christenen. In een christelijke verhouding werken mannen en vrouwen samen en voor elkaar in een structuur van wederzijdse onderdanigheid en wederzijdse dienstbaarheid. De mens heeft de gave van gemeenschap teruggekregen.
In die relatie is er geen sprake van gezag. Iedereen zet zich met zijn eigen specifieke gaven volledig in voor de gemeenschap. Door mensen te beperken of uit te sluiten wordt de uitbreiding van de authentieke gemeenschap gehinderd. Gemeenschapsvorming is een noodzaak, die voortvloeit uit het karakter van God.
Het kruis symboliseert waar het over gaat. Een kruis bestaat uit een horizontale en een verticale balk, beide staan voor een belangrijk effect van het kruis. De verticale balk staat voor het herstel van de communicatie met God. Door de dood van Christus heeft God ons in de diepte van onze menselijke nood met Zichzelf verzoend. De verticale balk geeft aan dat het voor ieder mens mogelijk is verzoend te worden en een relatie aan te gaan met God.
Maar daarmee is de christen er nog niet, want het kruis heeft een tweede dimensie. Die overslaan is een ernstige vergissing. Omdat Christus gestorven is voor ons allemaal en omdat we allemaal even belangrijk zijn voor hem, strekken zijn gespreide armen zich uit naar iedereen die zich met God wil verzoenen, om hen bij elkaar te brengen in één Lichaam. Door de dood van Christus kan een nieuwe gemeenschap ontstaan. Er is ook verzoening tussen mensen mogelijk. Jezus benadrukte ook steeds dat er twee geboden zijn: God liefhebben met alles wat in je is en je naaste liefhebben als jezelf – dus ook met alles wat in je is (Mattheüs 22:36-39). Gemeenschapsvorming is dus geen bijzaak voor christenen of iets wat je kunt doen of laten; het is net zo belangrijk als iemands persoonlijke verlossing.
Het wordt ook gesymboliseerd door het laatste gebeden van Jezus, voordat hij zou sterven. In Johannes 17 bidt Jezus steeds weer om eenheid tussen zijn discipelen. In de beschrijvingen door Jezus van het einde komt ook steeds de gemeenschap terug: de gemeente zal als één Lichaam worden opgenomen (Johannes 5:28-29; 1 Tessalonicenzen 4:15-17), de kerk wordt uitgebeeld als één stralende bruid (Efeziërs 5:26-27; Openbaringen 21:1-3). De gemeenschap is Gods kostbaarste schepping, die voortvloeit uit zijn aard en die een afspiegeling vormt van zijn werkelijke identiteit van meerdere personen in één wezen. De kerk moet zich dus vooral inzetten voor het onderhoud, de groei en de uitbreiding van de gemeenschap. Christenen moeten hun gemeenschap toetsen aan de Bijbel en als deze daar niet aan voldoet, een rigoureus einde maken aan de gebruiken die de werkelijke gemeenschap in de weg staan en ze vervangen door elementen van een authentieke, op de Bijbel gefundeerde gemeenschap.

In de overige delen van het boek bestudeert Bilezikian een aantal van deze kenmerken van een authentieke gemeenschap.












Bill Hybels en Gilbert Bilezikian

Eenheid
Waar eenheid ontstaat wordt die al snel aangevallen door de anti-eenheidskrachten in deze wereld. Al in de eerste gemeenten – Korinte, Galatië, Efeze – bleek het een hele strijd de identiteit als gemeenschap te bewaren. Maar ook het gezin gaat onder druk van het moderne leven kapot, evenals scholen, wijken, steden en hele volken vervallen tot chaos en desoriëntatie.
Christenen kennen de beloften van God en hun opdracht om zoutend zout te zijn, maar door de hoge verwachtingen die daarbij horen kan een gevoel van wanhoop en frustratie over onze onmacht om veranderingen teweeg te brengen ontstaan. Te vaak lijkt de kerk in een verloren strijd om het bestaan verwikkeld te zijn, terwijl ze een overwinnende kracht zou moeten zijn die de poorten van de hel verplettert. Dat wordt veroorzaakt doordat de kerk is aangetast in haar fundamentele bestaansrecht, de kern van het wezen, namelijk het zijn van een gemeenschap, een eenheid waarin Gods volk is verenigd.
Vanaf het begin is de kerk bedoeld als model van de relaties binnen de Drie-eenheid (Johannes 17:11, 20-22), de gemeenschap mag niet gebaseerd zijn op een werelds model. Tijdens de eerste eeuwen van de kerk lukte dat, maar sinds de institutionalisering van de kerk na de bekering van Constantijn veranderde dat. De kerk werd een autoritaire gemeenschap die zich conformeerde aan het model van haar tijd. Na de reformatie veranderde dit op veel punten, maar niet voor wat betreft de eenheid. Die werd nog verder aangetast. Omdat de kerk weigerde zich te houden aan het model van eenheid dat wordt aangereikt door de Drie-eenheid, schommelt de kerk nu tussen het wereldse systeem van onderdrukkende institutionalisering enerzijds en verregaand individualisme anderzijds, oftewel tussen een totalitair systeem en fragmentatie. Maar in geen geval is de kerk een voorbeeld van gemeenschap. Door de zondeval is de gemeenschap het zwakste punt in de verdediging van de kerk. Kerken zonder de hartslag van een authentieke gemeenschap zijn niet meer dan pseudo-kerken, verstoken van de vitaliteit en de kracht die ze zouden hebben als ze een gemeenschap en een eenheid waren zoals God het heeft bedoeld.
Het ontwikkelen en bewaren van de eenheid is voor de kerk een prioriteit en een opdracht, geen kwestie van ‘graag of niet’. Uit het gebed van Christus voor Zijn sterven (Johannes 17), uit het verslag van de eerste kerk in Handelingen (4:32), uit de brieven van Paulus aan de Romeinen (12:5), Korintiërs (1 Korintiërs 10:17, 12:27), Galaten (3:28), Efeziërs (2:14-16, 4:4-6), Filippenzen (1:27 en 2:2) en Kolossenzen (3:15) blijkt dat eenheid voor de kerk een gave van God is, een Bijbelse opdracht. Om die opdracht uit te voeren moet er gezinsleven, gemeenschap zijn en daartoe zijn kleine groepen nodig. Groei is het gevol van interactieve relaties en kleine groepen helpen bij karaktervorming en geestelijke groei. Jezus werkte met zijn discipelen ook al in kleine groepen en de eerste kerk functioneerde zo. Het is de enige manier om gemeenschapsleven te ervaren.
Er zijn natuurlijk gevaren die die gemeenschap bedreigen. Zoals het kruis van Christus een horizontale en een verticale balk heeft, zo zijn persoonlijke verlossing en integratie in de gemeenschap onlosmakelijk met elkaar verbonden. Er zijn situaties waarin één van beide dimensies ontbreekt, men benadrukt dan ofwel de individuele verlossing en de persoonlijke relatie met God (zonder oog te hebben voor de nood van mensen en zonder het vervullen van de wet van liefde: consumptiegericht geestelijk narcisme), ofwel het sociaal activisme dat op zich heel goed is (maar de persoonlijke dimensie van geloof wordt verwaarloosd; hun werk zou ook door ongelovigen gedaan kunnen worden omdat ze niet worden gedreven door liefde voor God en het verlangen Hem te dienen). De identiteit van de christen ligt op het kruispunt van deze beide. We worden opgeroepen elkaar te aanvaarden, zoals Christus ons aanvaard heeft. Het vormen van de gemeenschap mag niet uitgaan van wereldse overwegingen, zoals sociale status, geslacht, ras of rijkdom. Het enige dat Jezus vraagt is of we zijn liefde willen ontvangen. Hij stelt geen andere vragen, want aan de voet van het kruis is de grond gelijk en op het snijpunt van de balken is slechts ruimte voor eenheid. Wij hebben dus ook geen recht om onszelf om te draaien en elkaar aanvullende vragen stellen, die discrimineren, vernederen, verdeeldheid zaaien en vernietigen. We hebben geen recht om onze wereldse machtsstructuren toe te passen: geestelijken aan de top, leken onderaan. Mannen aan de top, vrouwen onderaan. Rijken aan de top, armoedzaaiers onderaan. Ambtsdragers aan de top, de gemeente onderaan. Hoog opgeleiden aan de top, eenvoudige mensen onderaan. Christus heeft de maatschappelijke ladders omgevormd tot een kruis. God houdt van eenheid onder mensen, omdat zijn karakter erin weerspiegeld wordt. Hij haat verdeeldheid, want dat is het werk van de vijand. Hiërarchische structuren zaaien verdeeldheid.
Een tweede belemmering voor de eenheid is een verkeerd begrip van het Bijbelse principe van heiliging. Heiliging is het werk van de Heilige Geest, met als doel dat elke gelovige in karakter en gedrag meer op Christus gaat lijken. Maar door alleen hierop te focussen wordt de nadruk gelegd op de individuele dimensie van het werk van de Geest in elke gelovige. Het herstel van Gods beeld in het leven van de mens gaat echter verder. Onze houding en ons gedrag dienen een harmonieus gemeenschapsleven mogelijk te maken. De elementen die genoemd worden als vrucht van de Geest in iemands leven, hebben een relationeel karakter en kunnen alleen tot uitdrukking komen in een context van relaties met anderen. Heiliging is een onderneming die vanuit een gemeenschap wordt ondersteund en geleid, het is geen individueel verbeteringsprogramma. Geestelijk zijn is daarbij voor vrouwen niet iets anders dan voor mannen. Beiden richten zich op hetzelfde model: Jezus Christus. Beiden streven naar dezelfde vrucht. De kerk is geroepen om de wereld een model aan te bieden van wederzijdse onderdanigheid en dienstbaarheid, niet van hiërarchie en rangorde.

Bedieningen
De Bijbel gebruikt het woord ‘bediening’ voor alle werk dat de gemeenschap opbouwt. Die hoort niet bij een selecte groep thuis, maar alle leden van de gemeenschap moeten structureel betrokken worden bij de vorming en instandhouding van de gemeenschap. Al bij het begin van de schepping kregen Adam en Eva een bediening, met een aantal kenmerken. Zij werden rentmeesters van de aarde, heersten erover maar dienden God. Uit deze eerste bediening zijn lessen te trekken. Namelijk dat er inspanning nodig is om gemeenschap te krijgen, dat alle leden van de gemeenschap samen dienaren zijn onder Gods gezag en dat de gemeenschap pas werkt als alle leden van de gemeenschap er volledig bij betrokken zijn.
Door de zondeval veranderde veel, er ontstond een heerser-ondergeschikte relatie tussen mensen. Zaken die God als zegen had bedoeld werden een vloek: kinderen baren was een pijnlijke inspanning en het onderwerpen van de aarde een zware opgave. De bediening werd het voorrecht van een paar enkelingen die het voor het zeggen hadden: priesters, profeten en koningen waren de specialisten.
Met de komst van Christus voltrok zich de overgang van het oude naar het nieuwe verbond. Daardoor kwamen de functies van priester, profeet en koning in een ander licht te staan:
  • een nieuw priesterschap. Het priesterschap van alle gelovigen, die als volk, Lichaam van Christus, Gods nieuwe tempel zijn. Met in de praktijk andere offers: aanbidding (Hebreeën 13:15) en goede daden (Hebreeën 13:16). Iedere gelovige is een dienaar van God die een bediening uitoefent. In de praktijk van de religieuze traditie is het dienaar van God zijn beperkt tot een kleine groep mannen, waarmee de gemeenschap en eenheid wordt vervangen door het wereldse onderscheid in structuren. Een dergelijke toe-eigening door een kleine groep past ook niet bij het Bijbelse model van leidinggeven.
  • een volk van profeten: ook de bediening van profetie heeft zicht uitgestrekt tot alle gelovigen. Profetie heeft ook een bredere betekenis gekregen: het is elke bediening die door het gesproken woord stichtend, vermanend en bemoedigend werkt (1 Korintiërs 14:3). De bedoeling is dat het Woord van God zo rijkelijk woont binnen de kerken, dat alle christenen worden geacht elkaar ‘in alle wijsheid’ te onderwijzen en vermanen (Kolossenzen 3:16).
  • niet meer dan één Heer. De nieuwe gemeenschap heeft geen aardse koning, Christus is immers Koning. De kerk is uitdrukking van Gods koninkrijk en heeft dus geen aardse heerser nodig. De Heer is heel goed in staat zijn kerk op aarde te besturen, omdat de Heilige Geest daarin aanwezig is.
Door de aanwezigheid van de Heilige Geest werden drie nieuwe ontwikkelingen zichtbaar.
  • Allereerst dat de verlossing beschikbaar is voor iedereen die daarnaar verlangt. Bovendien blijft de uitstorting van de Geest niet beperkt tot de Pinksterdag. Tot slot hebben door de Heilige Geest alle gelovigen toegang tot de bediening.
  • De discussie over de rol van de vrouw in de kerk wordt ook door dit uitgangspunt beïnvloed. De bediening werd na de Pinksterdag opengesteld voor alle gelovigen, ongeacht geslacht, leeftijd of sociale klasse. Als vrouwen worden beperkt in hun rol door het argument dat de discipelen ook allemaal mannen waren, is dat inconsequent. De leidinggevende taken en bedieningen in de kerk zouden dan immers alleen uitgevoerd mogen worden door Joodse mannen, omdat Jezus expliciet niet voor heidenen koos. Heidenen – niet-Joden – zouden dan uitgesloten moeten worden. Een dergelijke opstelling is in feite een terugkeer naar de situatie van vóór de opstanding. Maar gelukkig heeft Christus aan de nieuwe gemeenschap de gave van eenheid geschonken (Galaten 3:28). Over dit thema heeft Bilezikian ook op andere plekken geschreven, zoals hier en hier.
  • Ook voor het begrip van geestelijke gaven is het belangrijk te bedenken dat het gaat om de vaardigheden, capaciteiten en talenten die de Heilige Geest ons geeft om het algemene belang van de gemeente te dienen, dat wil zeggen de gemeente te stichten en op te bouwen (1 Korintiërs 12:13, 12:7, 14:4 en 14:12). Geestelijke gaven zijn gegeven aan alle gelovigen opdat zij gaan meewerken in de bediening en zo deelhebben aan het priesterschap van alle gelovigen. Het is belangrijk in te zien dat God meer eer toekent aan bedieningen die laag in aanzien staan, zodat geen verdeeldheid in het Lichaam ontstaat. Maar iedereen moet zich dienstbaar opstellen en doen wat bij zijn of haar gaven past. Aan de voet van het kruis is de grond gelijk, niemand is in de kerk verheven ongeacht zijn bediening. Als wij beperkingen opleggen dan leidt dat tot slecht functionerende om de roeping te vervullen die God hun heeft gegeven.

In feite zijn in de nieuwtestamentische kerk twee praktijken met omgaan van bedieningen te herkennen: het normatieve model en het correctieve of herstellingsmodel.
  • het normatieve model gaat uit van het priesterschap van alle gelovigen. Er is immers geen Bijbelse eenheid als de bediening niet door iedereen wordt gedragen. Er is een verband tussen eenheid en bedieningen die op geestelijke gaven zijn gebaseerd (Romeinen 12:4-8) zodat niemand daarvan mag worden uitgesloten (zie ook 1 Korintiërs 12). De schijnbare tegenstrijdigheid van 1 Korintiërs 14:34-35 (dat vrouwen moeten zwijgen en thuis hun man vragen) legt Bilezikian als volgt uit. Het gaat hier om een citaat van een gebruik, dat door valse leraars (zie Galaten 1:7, 4:17) is geïntroduceerd, die zich op de wet beroepen (vers 34). Paulus geeft in vers 36 – bijna sarcastisch – aan dat het woord van God niet vanuit hun gemeente wordt verspreid. Hij geeft als het ware een negatieve verwijzing, hij geeft een leer weer die hij vervolgens verwerpt (vers 37-38). Het standpunt van authentieke gemeenschap en volledige deelname aan de bediening op basis van geestelijke gaven vinden we echter overal terug. Het werk van de Geest is gericht op de vorming van één Lichaam, dat niet bestaat uit heersers en onderdanen. De kerk moet een gemeenschap van eenheid en liefde zijn, die tot uitdrukking komt in de volledige betrokkenheid van alle gelovigen bij de bediening. God wordt geëerd als gelovigen hun gaven volledig inzetten voor de bediening. Daarom is dit het normatieve model.
  • het herstellingsmodel of correctieve model kent een aantal strenge beperkingen t.a.v. de bedieningen. Dit model wordt vooral besproken in de brieven van Paulus aan Timotheüs en Titus. Uit de brieven blijkt dat Titus en Timotheüs met een speciale opdracht naar Efeze en Kreta waren gezonden (namelijk valse leer bestrijden). In deze gemeentes was sprake van een nadrukkelijk aanwezige leider. In andere gemeentes met problemen (zoals in Rome en Korinte), richtte Paulus zich rechtstreeks tot de volledige gemeente (Romeinen 15:14, 1 Korintiërs 5:4, 2 Korintiërs 13:11) die in eenheid als zelfstandig Lichaam de problemen moest oplossen.In alle andere brieven noemt Paulus de leiders niet eens expliciet. Kennelijk was de leiding in de gemeentes onopvallend, bescheiden en niet op de voorgrond tredend. Leiders lijken aan de zijlijn te staan, klaar om in te grijpen als het nodig is. Er zijn maar zeven verzen buiten de brieven aan Timotheüs en Titus waarin het over de leiders gaat (Filippenzen 1:1, Jakobus 5:14 en 1 Petrus 5:1-5). Opvallend is bovendien dat Paulus zijn instructies over de kerk in Efeze schrijft lang na zijn reizen en lang na zijn brief aan de Efeziërs.
    In deze brieven wordt beschreven dat de kerk in feite weer terug bij af is. Alleen professionele leiders mochten in de bediening staan en zij doen al het werk; de kerk blijft veelal passief. Onderwijs en prediking kregen nu een uitzonderlijke status in de kerk van Efeze (1 Timotheüs 3:2, 5:17). De situatie was kritiek op dat moment, alleen betrouwbare en vertrouwde mensen mochten onderrichten (2 Timotheüs 2:2, 1 Timotheüs 3:2, 5:17). Verder werden Timotheüs en Titus als tijdelijke hervormers gestuurd met buitengewone bevoegdheden (bevelen, instructies geven) en een uitzonderlijke gezagspositie die nergens anders in de jonge kerk voorkwam.
    Ook de eisen die aan leiders waren gesteld waren verschillend van die in andere gemeentes. In andere gemeentes ging het erom te ontdekken welke gave je had en vervolgens een taak op te nemen de bij je past (Handelingen 6:3, Romeinen 12:4-8, 1 Korintiërs 12:4-11), het ging om de integratie van bedieningen. Maar in de brieven aan Timotheüs en Titus wordt een heel stelsel van eisen opgesomd, met als meest in het oog springende dat sprake moest zijn van gehuwde mannen. Er ontstaat een tegenstelling tussen twee typen gemeentes.
  • De verklaring hiervoor volgt enerzijds uit de geschiedenis van de kerken in Efeze en Kreta en anderzijds uit de inhoud van de brieven.
    Kijkend naar de geschiedenis is de kerk in Efeze onder grote moeite gesticht, Paulus ondervond tegenstand van Joden en heidenen, hij moest strijden tegen sekten, occulte praktijken, de synagoge en afgoderij in de tempel. Maar toch was de kerk gewond geraak, in een crisis beland en er moest hulp komen (1 Timotheüs 1:3). De dwaalleraars moesten bestreden worden en de kerk hersteld. IN die situatie was een bijzondere structuur nodig om te voorzien in de behoeften van deze specifieke kerk (1 Timotheüs 2:11-3:15). Het lijkt erop dat de afvallige leiders hun valse leer hadden verspreid onder de vrouwen (1 Timotheüs 5:13-15) en dat leidde tot geschillen, haarkloverijen en twist. In Kreta ging het er net zo aan toe, ook daar werd via de gezinnen de kerk aangevallen (Titus 1:11).
    In beide gevallen gemeentes stelde Paulus een grondige reorganisatie voor. Leiderschap werd toevertrouwd aan zorgvuldig geselecteerde mensen en zij waren ook de enigen die de gezonde leer mochten doorgeven.
    De voorbeelden die Paulus geeft – over Eva die werd verleid (1 Timotheüs 2:13-14) – zeggen dus niets over de hiërarchie in de gemeente, maar drukken uit wie er verleid werd. Als Paulus had bedoeld dat vrouwen onder geen enkele voorwaarde onderricht of leiding mogen geven over mannen, zou dit betekenen dat Golgotha en Pinksteren geen enkele invloed hebben gehad op de ondergeschiktheid van vrouwen als gevolg van de zondeval, oftewel het kruis van Jezus zou dan niet voldoende zijn om dit op te heffen en alle dingen nieuw te maken voor de vrouw en haar tot een nieuwe schepping maken. Het christendom wordt dan gereduceerd tot een religie voor één geslacht. Het voorbeeld ging echter niet over gezag, maar over bekwaamheid. Paulus toont ermee aan dat onbekwame mensen geen bediening mochten uitoefenen, maar zich eerst moesten laten onderwijzen. De nood in Efeze vergde een tijdelijke uitsluiting voor vrouwen en een tijdelijke uitsluiting voor niet-gehuwde mannen of mannen zonder gehoorzame, gelovige kinderen. Paulus spreekt van een specifieke opdracht aan Timotheüs (1 Timotheüs 1:18) en hij schrijft de brief omdat hij hem anders te laat spreekt (1 Timotheüs 3:14). Paulus heeft dus geen algemene, voor alle kerken geldende, regel gegeven.
Het blijkt kortom dat er een omgekeerde relatie bestond tussen volledige deelname van de gemeente aan de bediening en leiders op de achtergrond versus een situatie waarin de bediening aan (een deel van) de gemeente werd ontzegd en een monopoliepositie van de leider. Ook blijkt dat Paulus een flexibele organisatie per plaatselijke gemeente voorstond, afhankelijk van de omstandigheden. In tijden van nood was die anders dan in andere tijden,
Elke kerk die zich in een situatie bevindt als die in Efeze of op Kreta, moet het correctiemodel toepassen. Als de kerk in haar bestaan bedreigd wordt, moeten alleen die mensen toegang tot de bediening krijgen die daar het meest voor geschikt zijn. De bedoeling is dat de kerk herstelt en dat vervolgnes het normatieve model wordt toegepast.
Een belangrijk punt is dat als je zou vinden dat in 1 Timotheüs algemeen geldende regels voor de hele kerk worden beschreven, je die ook consequent moet overnemen. De leiders moeten dan expliciet voldoen aan alle kwalificaties in die brief (en die in Titus 1:7-9), we mogen immers niet zelf bepalen welke regels we wel en niet overnemen. Er mogen dan geen ongehuwde oudsten zijn of oudsten zonder kinderen of met kinderen die te jong zijn om respect te betuigen. Wordt dit niet strikt gehandhaafd, maar de regels voor vrouwen wel, dan is er sprake van zonde omdat er gehandeld wordt met aanzien des persoons (Jacobus 2:4, 9-10).
Er is alleen sprake van een compleet en gezond Lichaam, als ieder deel optimaal functioneert, in harmonie met de andere delen.



Leiderschap
Uit het voorgaande blijkt dat de Bijbel niet één bestuursvorm voorschrijft aan kerken, maar dat die afhankelijk is van de behoeften en omstandigheden. Verder is duidelijk dat de uitdaging voor christenen is om gemeenschappen te vormen die in contrast staan met die van de wereld. Er worden radicale eisen gesteld aan de kerk en Christus stelt mensen aan die zijn Lichaam dienen, tot opbouw en bescherming van de onderlinge gemeenschap.
Uit de Bijbel blijkt dat nieuwtestamentisch leiderschap drie essentiële, algemeen geldende, kenmerken heeft: leidinggeven is een dienende taak die op geestelijke gaven berust en die altijd bij meerdere personen ligt. Prominent hierin is de dienende taak, de andere twee punten vloeien hieruit voort.
De grenzen tussen de verantwoordelijkheden van leiders en andere gemeenteleden zijn in de Bijbel zo vaag, omdat de kerk een gemeenschap is van dienaren die als gelijkwaardige partners de handen ineenslaan om hun doelen te bereiken. Het gaat erom dat de klus geklaard wordt. Dat is belangrijker dan te weten wie waar staat in een hiërarchische structuur. De kerk is de plek waar mensen als teamleden zij aan zij kunnen staan, zonder zich druk te hoeven maken over zaken als rang en positie. De leden van de kerk worden immers geleid door dezelfde inwonende Heilige Geest.
Dienstbaar leiderschap
Jezus introduceerde een leiderschap nieuwe stijl: een leider met de nederigheid van iemand die de laatste plaats inneemt. Het motief van de leider is niet het verlangen te heersen, de touwtjes in handen te hebben of anderen bevelen te geven, maar om anderen te steunen en te helpen. Leiderschap onder christenen is niet gebaseerd op gezag, maar op dienstbaarheid aan de gemeenschap (Marcus 9:35, Mattheüs 20:26, Galaten 5:13). Het betekent dat je de ladders van de hiërarchie afdaalt, om degenen die onderaan staan boven jezelf uit te tillen.
In het onderwijs aan de discipelen presenteert Jezus twee modellen (Mattheüs 20:25-28): dat van de wereld die op gezag en hiërarchie was gebaseerd, en die van het Koninkrijk die daar totaal van afweek. Over het hiërarchische model zei Jezus: “zo zal het bij jullie niet mogen gaan”. Jezus verlangt wederzijdse dienstbaarheid. Daarbij is de houding van de leiders belangrijker dan de gekozen bestuursvorm.
Het is Gods doel de verlosten bijeen te brengen in gemeenschappen, waar ze kunnen groeien en dienen door hun integratie in Gods volk. Door de wederzijdse liefde en dienstbaarheid zou de kerk de wereld kunnen overwinnen.
Besluitvorming met onderling goedvinden
Jezus legde het gezag om de kerk te besturen zonder meer bij de gemeenschap. In de gemeenschap van dienaren mag niemand zich opwerpen als de grote baas, er zijn geen potentiële gezagsdragers. In gezamenlijkheid zullen de gelovigen de wil van Christus, het hoofd van de kerk, ontdekken (Mattheüs 18:19-20). In Handelingen 6:1-6 en Handelingen 15:22 wordt dit model uitgevoerd maar in 1 Korintiërs 6:1-8 draagt ook Paulus de geschillenbeslechting niet op aan een gezagsdrager, maar aan een wijs mens uit de gemeente.
Drie verantwoordelijkheden voor leiders
Uit het Nieuwe Testament blijken drie belangrijke verantwoordelijkheden voor kerkelijke leiders: het geestelijke toezicht op en de verzorging van de kerk, de toerusting van niet-professionals voor de bediening en tussenkomst in crisissituaties.
  • Geestelijk toezicht
    Het geestelijk welzijn van de kerk gaat ieder lid van de gemeente aan, maar de verantwoordelijkheid voor het op peil houden ligt vooral bij de leiders van de plaatselijke kerk. Het is een zorg voor henzelf en voor de kudde (Handelingen 20:28). Het algemene doel is de mensen stichtend, vermanend en bemoedigend toe te spreken (1 Korintiërs 14:3). Maar dat is niet het monopolie van leiders, volgens Paulus moeten alle kerkleden vervuld zijn van al de kennis om elkaar terecht te wijzen (Romeinen 15:14), in staat zijn elkaar in alle wijsheid te leren en terecht te wijzen (Kolossenzen 3:16) en elkaar te vermanen en op te bouwen (1 Tessalonicenzen 5:11).
    Wanneer een kerk niet meer doet dan de status quo handhaven, wordt ze bureaucratisch en star. Maar de taak van de kerk zit er pas op als het Einde daar is, er is dus altijd een nieuwe uitdaging in het evangelie. Waar geen visie is, teren de mensen geestelijk weg. Belangrijk bij de toezichthoudende taak van kerkelijke leiders is dat zij een gemeenschappelijke visie formuleren voor en met de gemeenten, die wordt vertaald naar een doelstelling en een plan van aanpak. Allen moeten zodanig deelgenoot van de visie worden, dat het hun eigen visie wordt.
  • Toerusten voor de bediening
    Leiders moeten Gods volk toerusten voor de bediening (Efeziërs 4:11-13). Dus leiders moeten niet zelf de bediening in de gemeente op zich nemen, maar de gemeente daartoe aanmoedigen, tot opbouw van het Lichaam. Leiders moeten hun kennis overdragen, anderen opleiden om boven hen uit te groeien. Dienstbaar leiderschap is anderen de ruimte geven groter te worden dan jijzelf. De kerk functioneert optimaal, wanneer de bediening een voorrecht is waaraan iedereen deelheeft, in plaats van een verantwoordelijkheid van enkele beroepskrachten.
    Dit is nergens zo belangrijk als bij evangelisatie, omdat ‘leken’ moeten worden geprikkeld hun geloof uit te dragen opdat de kerk groeit. De Bijbel wijst ons de weg van het aangaan van oprechte, onvoorwaardelijke en niet-manipulerende vriendschappen met potentiële zoekers, waarbij de Heilige Geest de ruimte krijgt om deze relaties op zijn tijd en manier te gebruiken voor het christelijk getuigenis. Het recht om te getuigen moet je verdienen, het is niet toe te eigenen. We moeten meer op Jezus lijken, en minder op Farizeeërs. Leiders moeten de gemeente voorgaan met dergelijke vriendschappen. De plaatselijke kerk zou regelmatig evenementen moeten organiseren die zijn toegesneden op zoekende mensen, die voor geïnteresseerde ongelovigen te begrijpen zijn. Zo kunnen ongelovigen kennismaken met het leven van een christelijke gemeenschap. Dat vereist een structuur om nieuwe bekeerlingen hun plaats te laten vinden in de kerk en een hechte en gemotiveerde gemeenschap van mensen.
  • Kerkelijke tucht
    Dit is de “bediening van tussenkomst”, de bediening om crises te voorkomen of op te lossen. Leiders moeten met geestelijk onderscheidingsvermogen alert zijn op situaties die schadelijk kunnen zijn, zij moeten die oplossen en resoluut omgaan met de ontstane problemen. Onder normale omstandigheden zijn leiders ondersteunende dienaren, maar in crisissituaties zijn zij wijze rechters (1 Korintiërs 6:5). De eerste stap is het waarschuwen van de overtreder, de tweede stap is het uitstoten van personen die geen berouw tonen. Maar tucht is geen straf of wraak, het dient om de kerk te beschermen en om mensen te bewegen berouw te tonen en herstel te vinden. Deze achtergrond verklaart de maatregelen die Paulus trof in Efeze en op Kreta: er was een grote crisis die krachtig optreden vereiste. De gepaste reactie is gehoorzaamheid en onderwerpen (Hebreeën 13:17), maar het is dus niet zo dat leiders heerschappij mogen voeren over degenen die aan hen zijn toevertrouwd (1 Petrus 5:3). Machtsuitoefening is niet de normale manier van kerk leiden, maar afgezonderd voor uitzonderlijke situaties. Zoals de voorschriften voor Efeze bedoeld waren voor uitzonderlijke situaties. De opmerking van Paulus dat hij niet toestond dat vrouwen gezag uitoefenden over de man (1 Timotheüs 2:12) is een regel die voor mannen én vrouwen gold (mannen mogen ook geen gezag uitoefenen over de vrouw) en gebaseerd was op het onderwijs van Jezus (Mattheüs 20:25-26). Als hiërarchische structuren of het gebruik van gezag de norm wordt in de kerk, in plaats van netwerken van dienstbaarheid, dreigt misbruik en onvruchtbaarheid.
Leiderschap en geestelijke gaven
In de Pastorale Brieven staan uitvoerige taakomschrijvingen voor leiders, maar eigenlijk wordt nauwelijks gesproken over geestelijke gaven. Maar dat lijkt het gevolg te zijn van de moeilijke specifieke situatie van de gemeentes in Efeze en Kreta. Het Nieuwe Testament schrijft overigens voor dat uitoefening van alle bedieningen afhankelijk is van de gaven die de Heilige Geest geeft aan de gemeentes. Leiderschap moet dus gebaseerd zijn op iemands gaven. De leer van verscheidenheid van gaven (Romeinen 12:6-8) betekent dat niet één persoon alle gaven kan ontvangen en daarmee alle bedieningen kan volbrengen, dat wordt zelfs verboden (1 Korintiërs 12:20-21). De gaven komen allemaal van God, de gemeente moet daar zorgvuldig en respectvol mee omgaan.
De kerkelijke traditie lijkt in dit geval vaak boven de Schrift te gaan. Het priesterschap van alle gelovigen is vervangen door de bediening van professionele geestlijken. Hierdoor hebben leken vaak het recht verloren de bediening uit te oefenen, of ze durven het niet meer. Men beperkt zich tot een rol aan de zijlijn. Ten tweede legt dit systeem een ondragelijk last op de priesters en predikanten zelf en teveel van hen eisen, ook op gebieden waar ze geen bediening hebben. Er wordt van hen verwacht dat ze universeel begaafd zijn, maar het brengt de voorganger in een wanhopige situatie. De Bijbel verwacht echter in de bediening van een plaatselijke kerk de inzet van alle leden.
Deze positie van voorgangers draagt vaak een heilig aura door de ‘wijding’, ‘bevestiging’ of ‘inzegening’ die plaatsvindt, dit gebeurt vaak onder handoplegging. Een dergelijke handoplegging aan het begin van iemands bediening is niet Bijbels; handoplegging vindt plaats bij kinderen en zieken (Marcus 6:5, Lucas 13:13), bij aanstelling voor de bedinging van de tafels (niet van het woord!) (Handelingen 6:2-6) of bij een nieuwe taak (Handelingen 13:4) of gave (1 Timotheüs 4:14). Handoplegging is bedoeld voor mensen die al in de bediening staan, als een herhaalbaar teken van bemoediging, om specifieke uitdagingen aan te kunnen (dus ter toerusting). Het benoemen van mensen in leidinggevende posities is niets anders dan de erkenning en bevestiging van hun geestelijke gaven door een plaatselijke gemeente. De erkenning daarvan, eventueel onder bemoedigende handoplegging, mag nooit leiden tot een verschil in waardering van verschillende bedieningen. Gelovigen mogen nooit belet worden hun gaven ten volle te benutten, ook al zijn ze niet ‘gewijd’ of ‘bevestigd’.
Er is veel werk voor nodig om de eenheid in de kerk te verwezenlijken en de buitenwereld, die gedomineerd wordt door hiërarchische structuren, oefent zware druk uit op de kerk om ook te denken in termen van ‘hoog’ en ‘laag’. De gemeenschap wordt beschermd als de gaven van leiderschap niet worden verward met macht. Op pagina 178-179 doet Bilezikian vervolgens bijna twintig suggesties hoe decentralisatie van kerkelijke bedieningen bereikt kan worden.

Meervoudig leiderschap
Dienstbaar leiderschap werkt op basis van groepsbeslissingen, niet op basis van eenzijdige, autocratische, besluitvormingen van bovenaf. De christelijke gemeenschap houdt zich aan een model van wederzijdse dienstbaarheid. De wereld kan niet effectief functioneren zonder leiders die over hun ondergeschikten heersen, maar de kerk kan niet effectief functioneren mét leiders die over hun gemeenteleden heersen. In de gemeenschap onderwerpt iedereen zich aan de onder, leiders zijn dienende leiders die samenwerking in het belang van de gemeenschap. In het belang van de gemeenschap dient soms scherp toezicht te worden gehouden, maar alleen in crisissituaties.
Leiders moeten dan ook de groep in staat stellen haar gezamenlijke verantwoordelijkheid op zich te nemen. Er moet een systeem van hoor en wederhoor zijn. Ter bescherming tegen autocratische machtsovernames kan het meervoudig leiderschap het best in de statuten worden vastgelegd.
In het hele Nieuwe Testament is geen enkele verwijzing te vinden naar een gemeente met maar één leider, altijd wordt een groep van leiders aangesproken. Het was in de jonge kerken normaal dat zij een team van herders had. Timotheüs en Titus kregen grote individuele verantwoordelijkheden in de gemeenten van Efeze en Kreta, maar zij waren tijdelijke afgezanten, tussen de plaatselijke groep leiders en ze hadden de taak om teams van betrouwbare leiders op te zetten.
Teamleiderschap is geen menselijke uitvinding, maar heeft een hemels voorbeeld Het doel is het plaatselijke Lichaam toe te rusten met geestelijke gaven. Alle drie de personen van de Godheid werken daarbij samen: de Heilige Geest schenkt de gaven, Christus de Heer deelt de bedieningen toe en God de Vader zorgt voor de werkingen (1 Korintiërs 12:4-6).
Er is maar één hoofd van de kerk, Christus. Maar ook zijn leiderschap wordt als een vorm van dienstbaarheid omschreven. Christus behandelt de kerk, die Hij Verlost heeft, als zijn bruid. Zo moeten ook kerkelijke leiders de getrouwen behandelen als mededienaars, nooit als ondergeschikten. De essentie van christelijk leiderschap is de moed om te geven, niet het verlangen om te heersen.

Slot
Aan het slot van het boek vat Bilezikian alles nog een keer samen. Hij beschrijft de liefde van Christus, de liefde voor het leven, de mens en de gemeente. Als iemand Christus liefheeft, heeft hij ook de kerk lief. Wie de kerk niet liefheeft, heeft Christus niet waarlijk lief. Hij noemt verschillende voorbeelden van personen die Christus niet waarlijk lief hebben: de kluizenaar die in afzondering zijn spiritualiteit beleeft, de passieve kerkganger, de evangelist die denkt dat hij redt en geneest zonde mensen op te roepen zich bij een kerk aan te sluiten, opvliegende zendelingen, iemand die kerken sticht uit wedijver, et cetera.
Hij of zij heeft Christus lief die – net als Hij – zich helemaal wil geven voor de kerk, om er aan mee te werken dat zij vóór Hem gesteld kan worden als een stralende onbevlekte bruid – heilig en zonder schuld. Iemand die Christus werkelijk liefheeft, wordt gedreven door een overweldigende passie voor de kerk, omdat zij de passie van de Meester is.
Vele goedbedoelende christelijke leiders zitten vast in kerkelijke systemen die zonder discussie in stand worden gehouden. Deze systemen kunnen zelfs anti-kerkelijk worden, bijvoorbeeld omdat zij haar heilige roeping als eenheid of gemeenschap in de wind slaat of omdat zij haar eigen mensen behandelt met aanzien des persoons.
De aanbevelingen die Bilezikian geeft zijn:
  • zoek in de Schrift naar de definitie van een authentieke gemeenschap en de algemene principes voor haar functioneren. Ontdek dat de gemeenschap een geschenk van God aan de mensen is, een bindend mandaat van God.
  • Pas op voor godsdienstige uitingen van de humanistische zucht naar individualisering. Geef in erediensten geen ruimte aan gelovigen die hun persoonlijke vorm van aanbieding etaleren of aan lofliederen die teveel het eigen geloofsleven bezingen. Zinvolle deelname aan gezamenlijke aanbidden moet ertoe leiden dat mensen elkaar opbouwen in hun geloof. Gemeenschappelijke aanbidding is meer dan een aantal mensen die bij elkaar komen om elk voor zicht omgang met God te hebben, het is gericht op de gemeenschap.
  • Leg minder nadruk op de persoonlijke relatie met Christus maar meer op de gezamenlijke relatie met Christus, als zijn Lichaam. Toewijding aan Christus mag niet gereduceerd worden tot de eigen stille tijd. Geestelijke groei vindt plaats in het verband van relaties. De persoonlijke toewijding aan God heeft tot doel dat de gemeenschap erdoor wordt verrijkt. Onze persoonlijke omgang met God mag nooit de plaats van de gemeenschap innemen.
  • Wanneer kerkelijke gemeenschappen hun roeping vervullen en Bijbels functionerende gemeenschappen zijn, zullen ze de gezinnen in hun gemeenschap inspireren, sterken en beschermen. Gezinnen zullen ook worden ingericht op grond van dienstbare relaties. Aparte programma’s voor mannen en vrouwen hebben alleen waarde, als ze een aanvulling zijn op de gemengde groepsprogramma’s.
  • De gemeenschap is Bijbels als zij belangrijk vindt wat de Bijbel belangrijk vindt en minimaliseert wat de Bijbel minimaliseert. Er is geen uitspraak in het Nieuwe Testament die een christen opdraagt of toestaat gezag over een andere christen uit te oefenen, het wordt zelfs verboden (Mattheüs 20:25-26, Marcus 10:42-43, Lucas 22:25-26). De Bijbel spreekt wel veel over elkaar onderworpen zijn, in wederzijdse dienstbaarheid.
  • Verwacht en dring er op aan dat je je geestelijke gaven zonder belemmering kunt gebruiken in het grotere geheel van de gemeenschap. Iedere christen is aan God verantwoording schuldig voor het gebruiken van zijn of haar geestelijke gaven in het werk van Gods Koninkrijk. Gemeenschappen die ervoor kiezen Gods gaven te verstikken nemen een vreselijke verantwoordelijkheid op zich, want zij verzetten zich tegen de Heilige Geest, die de Gaven heeft uitgedeeld (1 Korintiërs 12:7, 11). Geen enkel kerklid is ontslagen van de verantwoordelijkheid bij te dragen aan het functioneren van het Lichaam en niemand mag een ander verhinderen zijn rentmeesterschap of bediening uit te oefenen.
  • Wanneer het gemeenteleven verstoord is, moet het plaatselijk leiderschap de ruimte krijgen om kritieke situaties binnen de kerk aan te pakken. Dat is de correctieve fase. Maar die fase is tijdelijk, de kerk moet onderweg zijn naar het normatieve model, namelijk dat de hele gemeenschap deelneemt aan de bediening.
Als de goddelijke roeping aan allen om zich volledig en met blijdschap in te zetten voor het werk van het Koninkrijk werkelijkheid wordt, zal de gemeenschap tot bloei komen. En dan breidt de gemeenschap zich onherroepelijk uit.
Aan het slot van het boek is een artikel van Bilezikian opgenomen waarin hij ingaat op "hermeneutisch bungeejumpen", oftewel de al dan niet ondergeschiktheid in de Godheid (een uitleg van onder meer 1 Korintiërs 11:3). Het engelstalige artikel staat hier.

Gilbert Bilezikian – De kerk als gemeenschap (vertaling van Community 101). Uitgeverij Gideon Hoornaar. ISBN 90-6067-902-4

woensdag, mei 03, 2006

Is Christus gedeeld? – Kokichi Kurosaki

Dit boekje heeft als thema de eenheid van de kerk, of liever: het gebrek daaraan. De Japanse christen Kurosaki beschrijft vanuit het perspectief van een christen uit een zendingsland hoe hij aankijkt tegen de verdeeldheid in de kerk, juist vanwege het gebrek aan lange kerkelijke historie valt hem die verdeeldheid op. Vervolgens houdt hij een aantal Bijbelse inzichten tegen de situatie in de kerk aan en hij concludeert dat de wijze waarop kerken de eenheid in stand houden of zelfs bevorderen, in strijd daarmee is. Het maakt de kerken vruchteloos, het getuigenis waardeloos en de situatie voor nieuwe christenen verwarrend: wie heeft de waarheid? Het probleem is dat elke groepering de bijzonderheden ten opzichte van andere groepen benadrukt, in plaats van de kern te zoeken: de relatie met onze hemelse Vader. Kurosaki werkt het thema uit aan de hand van de kernbegrippen “ekklesia” (de vergadering van christenen) en “koinonia” (de levende verbondenheid met Christus).

De ekklesia hoeft niet door menselijke inspanning te worden verenigd, want haar bestaan is gebaseerd op een al bestaande eenheid. Zij IS één. De belangrijkste voorwaarde voor het herstel van de eenheid is je realiseren: wij ZIJN al één. In feite is het zo dat je door je handelen alleen maar de eenheid kan verbreken, tenzij je kiest voor de gemeenschap en de onderlinge liefde. Het is dus zaak je af te vragen bij alles wat je doet: bevorder ik de eenheid of niet?

Samenvattend zegt Kurosaki:
  • Het hart van het christelijk geloof is gemeenschap met God door Jezus Christus. Deze relatie met God kan men ook omschrijven als persoonlijk geloof in de heer Jezus of als de verbondenheid met Christus. Dit is het geestelijke leven dat door de Geest in de gelovige bewerkt wordt.
  • Ieder die gemeenschap met God heeft, wordt samengevoegd met alle anderen die deze gemeenschap ook kennen. Deze koinonia met ander gelovigen heet ekklesia. Zij is gebaseerd op het feit dat alle gelovigen dezelfde levendmakende Geest hebben.
  • De ekklesia is het lichaam van Christus. Zij is dus een levend organisme, dat bestaat uit allen die gemeenschap met God hebben. Instituten, organisatievormen, belijdenissen, leerstellingen en rituelen zijn voor de ekklesia niet van wezenlijk belang. Het hangt niet van zulke zaken af, of iemand behoort tot het Lichaam van Christus.
  • Elk lid draagt bij aan het gehele Lichaam. De verscheidenheid van gaven van de Geest mag de gemeenschap niet belemmeren. Geen enkele gave of functie mag in het christelijk geloof centraal staan.
Maar voordat hij tot de samenvatting komt, beschrijft hij eerst hoe het allemaal zo gekomen is. In de apostolische tijd was sprake van echte koinonia, de apostelen stelden geen geloofsbelijdenissen of grondslagen op. Theologie was slechts een methode om het geloof uit te leggen, duidelijk te maken Wie centraal stond. De ekklesia was geen instituut. Bij de eerste christenen stond de verbondenheid met Christus centraal, hun geloof was gericht op Hem. Er was geen sprake van dat het werk en het gezag van de Geest in de ekklesia zou worden vervangen door mensenwerk en aards gezag.
Dat veranderde in de Romeinse tijd, nadat het christendom de nationale godsdienst van het Romeinse rijk werd. Er kwam een organisatie die zich DE kerk noemde. Het ware doel van de ekklesia, namelijk het leven in eenheid en gemeenschap met Christus en met elkaar, verdween naar de achtergrond ten gunste van de regels van het instituut. Het geloof en de trouw richtten zich niet langer op de geestelijke eenheid met Christus, als Hoofd van de ekklesia, maar op de officiële leiding en het gezag van de paus. De aanbidding van God in geest en in waarheid werd vervangen door een ritualistische en formele eredienst. De mensen werd voorgehouden dat het een christenplicht was om zonder bedenkingen in te stemmen met de leer van de kerk en ketters te vervolgen.
De Rooms-katholieke kerk is het meest complete en best georganiseerde voorbeeld van totalitair bestuur. Kurosaki ziet de oorzaak in de sektarische driehoek: het vastleggen van de leer, een hiërarchische organisatie en het opleggen van een leefpatroon. Om uniformiteit te waarborgen werd de excommunicatie gehanteerd. Gelovigen leerden dat zij moesten opkomen voor de zuiverheid van de leer van de kerk, waardoor onverdraagzaamheid om zich heen greep.
Na de reformatie veranderde dit op onderdelen. In protestantse kerken kwam de Bijbel centraal te staan alsmede het beginsel van rechtvaardiging door geloof alleen. Maar ook het protestantisme had behoefte aan een duidelijk onderscheid tussen orthodox en heterodox, tussen waar en vals geloof. De hervormers waren in de katholieke atmosfeer opgegroeid en vonden het noodzakelijk het ware geloof te verdedigen en geen ketters in hun midden te verdragen. Protestanten staken daarom hun energie in het zo nauwkeurig mogelijk formuleren van Bijbelse waarheden. Zij vormden hun eigen institutionele kerken en raakten hevig verdeeld. Hun enige antwoord op leergeschillen was afscheiding. De versnippering deed zich het meest gelden in samenlevingen waar veel vrijheid heerste. Leerdwang en regelzucht zijn immers de enige manieren voor een instituut om interne eenheid te bereiken. Maar de Geest van God, die in de ekklesia woont, maakt ieder exclusief denken overbodig. Sterker, het is zonde.

Want het geloof valt ten diepste niet te vervatten in systemen en belijdenissen, het is immers leven in Jezus Christus. Men gelooft niet in een belijdenis, maar probeert de betekenis van het geloof uit te drukken in een belijdenis. De Bijbel zelf is een beschrijving van de omgang tussen God en mens, een geschreven belijdenis heeft maar beperkte betekenis. Door hieraan voorbij te gaan viel het protestantisme ten prooi aan voortdurende en hevige leerverschillen, die een bron van verdeeldheid zijn gebleken.

Eén van de geschilpunten is theologie. De geschillen tussen orthodoxen en vrijzinnigen of Bijbelgetrouwen en modernen kunnen hoog oplopen. De een kan vervallen tot een dode orthodoxie, de ander tot humanisme. Wanneer een theologie of belijdenis centraal komt te staan, kan het niet anders of er ontstaan meningsverschillen. Hoe er ook naar gekeken wordt, we moeten de Schriften bestuderen met het doel daardoor, onder leiding van de Geest, tot een persoonlijke relatie met Christus te komen, die de Waarheid is.
Verschillende groepen benadrukken dan ook vaak één aspect van de christelijke leer, en wijzen andere aspecten af. Door het afwijzen hiervan door de kerken, werden zij genoodzaakt zich tot afzonderlijke gemeenschappen van gelijkgezinden te groeperen met hun kritische punten als grondslag. Dat is de voedingsbodem van afscheiding: leerstellige verschillen. Maar ook godsdienstige gebruiken kunnen tot verdeeldheid leiden: hoe dopen, wel of niet een orgel, de hoofdbedekking van de vrouw. Steeds gaat het erom dat de gedachte is dat alleen de eigen groep de orthodoxie in pacht heeft, dat alle anderen het min of meer mis hebben en dat die bestreden moeten worden.

Maar het christelijk geloof is ten diepste niet gericht op een structuur of organisatie. Zelfs niet op de Bijbel als zodanig, want de ekklesia bestond al voordat het Nieuwe Testament werd geschreven. De ekklesia is bedoeld als één lichaam en nooit als verdeelde kerk. Het gaat ten diepste om de koinonia en waar deze aanwezig is, daar is het Lichaam van Christus: de ekklesia. Waar de levende verbondenheid met Christus ontbreekt, is dan ook geen ekklesia. Er is voor koinonia geen eensluidende belijdenis, structuur of eredienst nodig. Nodig is Hem lief te hebben en elkaar lief te hebben. De Bijbel bevestigt dit want de gemeenschap tussen God en mens is de rode draad die van Genesis tot Openbaring door de hele Bijbel loopt. De mens is naar Gods beeld geschapen met maar één doel: dat de mens leeft in gemeenschap met God. De mens is een geestelijk wezen, in staat om Gods liefde te beantwoorden. Geloof is niets anders dan leven in verbondenheid met God. De enige voorwaarde is dat een mens zich bekeert en tot Christus komt om van Hem de vergeving van zonde te ontvangen. Dat betekent dat een instituut, een interpretatie van de Bijbel, een leer, een levenspatroon of iets anders niet het hart van het christelijk geloof kan zijn. De Bijbel is niet de kern van de zaak, maar beschrijft slechts waar alles om draait en hoe we tot die kern kunnen komen. De verlossing door het bloed van Christus is het belangrijkste feit van het christelijk geloof, want daarop berust onze koinonia met God.

De enige manier om tot eenheid te komen is de gemeenschap met Christus centraal stellen. Christenen ontlenen hun kracht niet aan menselijke samenwerking, maar aan hun verbondenheid met God. Het is Gods kracht, werkzaam in mensen. Maar hoe weten we nu of iemand een christen is? Dat is niet of iemand gedoopt is en aan het avondmaal gaat. Het allerbelangrijkste is dat hij of zij Christus als Heer belijdt en of er iets zichtbaar wordt van de liefde tot God en de naaste.

Als er sprake is van waarachtige gemeenschap met God, dan is ware eenheid daarvan het natuurlijke gevolg, mits wij geen menselijke barrières opwerpen. De Schrift roept ons niet op een bepaalde leer over de gekruisigde en verrezen Christus aan te hangen, maar om in deze Persoon te geloven. Het christelijk geloof is geen opvatting, maar een relatie. In het laatste oordeel wordt gelovigen niet de leerstellige maat genomen, maar of zij zich met hart en ziel hebben overgegeven aan Christus. De koinonia is het doel, de verlossing door het bloed van Christus is het middel om die te verkrijgen. Jezus keerde zich tegen exclusiviteit bij de farizeeën en bij zijn eigen discipelen. Hij prees mensen om hun geloof wanneer zij vertrouwden op Hem. Hij was niet geïnteresseerd in een organisatie, een instituut met bestuurders en wetten.

Paulus wees er nadrukkelijk op dat wie in Christus zijn, één van geest moeten zijn en in harmonie met elkaar moeten leven. Hij legde het geheim van de ekklesia uit aan de hand van wat hij had ervaren en wat aan hem was geopenbaard. Hij leerde zijn lezers verdraagzaam te zijn ten opzichte van ondergeschikte zaken, maar stelde misvattingen aan de kaak die de verbondenheid met Christus zouden aantasten. Kurosaki laat zien hoe ook Johannes en Petrus in hun geschriften wezen op het leven in de gemeenschap met broeders en zusters.
Hoewel de gemeenschap met God en Christus geestelijk is, is de uitwerking ervan zichtbaar in het leven van de gelovige.

Onderlinge verschillen zijn er natuurlijk wel. God heeft ons niet geschapen als willoze en redeloze machines, mensen zijn geen eenheidsproducten. Elk mens heeft een individualiteit. Verscheidenheid hoort bij de mensheid en ook bij het gezin van God. Het lijkt erop alsof we echter maar in twee categorieën kunnen denken: eenvormigheid of verdeeldheid. Eenvormigheid is geen optie, want elk lid moet zijn eigenheid kunnen bewaren om de ekklesia te kunnen dienen. Met die eigenheid draagt hij bij aan de volheid van Christus. Het Lichaam heeft baat bij de verschillen. Waar de waarde van diversiteit niet wordt gezien, ontstaan groepen die zich van elkaar afschermen. Verschilpunten worden geschilpunten en de natuurlijke verschillen drijven de gelovigen uit elkaar. We zijn zevenvoudig verbonden: “één lichaam en één Geest, gelijk gij ook geroepen zijt in de ene hoop uwer roeping, één Here, één geloof, één doop, één God en Vader van allen, die is boven allen en door allen en in allen” (Efeziërs 4:4-6). Daarmee is niet alles wat zich christelijk aandient ook christelijk, het gaat echter om de kern: de levende omgang met God en Christus. Wanneer ieder is gericht op de gemeenschap met God in Christus en alles in ons persoonlijk leven en in de gemeente daaraan ondergeschikt is gemaakt, ontstaat eenheid in verscheidenheid.

Dat wil niet zeggen dat er geen grenzen zijn. De Bijbel wijst erop dat het begaan van grove zonde een grond is om iemand van de gemeenschap in de ekklesia uit te sluiten (Mattheüs 18: 15-17: overspel, geldzucht, afgoderij, etc.). Maar dat is geen scheiding tussen christenen, maar het uitsluiten van personen die in feite geen christen zijn. Het Lichaam moet daarvan gereinigd worden om te voorkomen dat het wordt aangetast. De variatie aan christenen weerspiegelt de veelkleurigheid van het Lichaam, maar iets anders is het als het gebod van God wordt overtreden of een leer wordt aangehangen waarin Christus wordt geloochend. Jammer genoeg worden christenen vaker afgewezen om zaken die tot de veelkleurigheid behoren, dan om immoraliteit of het brengen van valse leer. De inzet moet dan zijn hen tot het juiste inzicht te brengen, opdat zij gemeenschap zouden hebben met de levende Christus. Het gaat er niet om de ware leer te verdedigen, maar om het nieuwe leven in Christus te bewaren en te verkondigen.

De oecumenische beweging zal niet slagen in het vormen van de eenheid, zij zal alleen maar leiden tot een nieuwe groep met een eigen leer en een eigen instituut. Het is bijna onmogelijk de belijdenissen van alle kerkgenootschappen op elkaar af te stemmen. Een instituut zal altijd streven naar eenheid in uiterlijke zaken, naar een belijdenis waarin zoveel mogelijk onder één noemer is gebracht. Koinonia is echter een realiteit die men moet ervaren, en gebaseerd op liefde.

De eenheid is mogelijk als christenen de gemeenschap met Christus voorop stellen en van daaruit hun medechristenen in liefde aanvaarden. Accepteer de leerverschillen als variaties op het ene thema, omdat nu eenmaal geen twee christenen gelijk zijn. Beef dat variëteit het leven van het Lichaam van Christus bevordert en verrijkt. Stap af van de gedachte dat een-zijn hetzelfde is als eens-zijn. Lees Efeziërs 4:15-16, Kolossenzen 2:19, Filippenzen 2:1-3, allemaal teksten die de eenheid benadrukken. Zolang christenen zichzelf zien als een instituut is er geen eenheid in Christus mogelijk.

De ekklesia hoeft niet door menselijke inspanning te worden verenigd, want haar bestaan is gebaseerd op een al bestaande eenheid. Zij IS één. De belangrijkste voorwaarde voor het herstel van de eenheid is je realiseren: wij ZIJN al één.

Kokichi Kurosaki – Is Christus gedeeld? Uitgeverij Gideon, ISBN 9060675886.

De engelse versie van het boekje is hier online te lezen (en hier ook).