dinsdag, januari 17, 2006

Frisse wind, nieuw vuur - Jim Cymbala


Dit is een heerlijk, bemoedigend boek over het functioneren van een kerk dat ik nu al voor de derde keer heb gelezen. Cymbala is een vriendelijke, praktische, toegewijde, geestelijke radicale man die in heldere en duidelijke taal zijn verhaal vertelt, en je het verlangen meegeeft om je eigen kerk te zien functioneren op een bijbelse manier, omdat zichtbaar wordt dat dit mogelijk is.
En dat niet omdat hij ingewikkelde schema’s, mooie modellen of prachtige tien-stappenplannen toepast. Nee, het is heel eenvoudig. Hij kiest ervoor om met zijn kerk op de knieën te gaan, God te zoeken, trouw te zijn aan zijn Woord en het vervolgens van Hem te verwachten. Gebed is de motor en God krijgt consequent de eerste plaats in alles.
Het is niet eenvoudiger dan dat en we weten allemaal eigenlijk wel dat het zo eenvoudig is. Maar tussen het weten en het toepassen ligt de gebruikelijke valkuil van teveel willen organiseren, te veel zelf willen doen, bepaalde zaken belangrijk gaan vinden en dan op een of andere manier toch te weinig vertrouwen op de werking van Gods geest in gewone mensen. Cymbala laat zien dat het kiezen van een andere weg een heleboel pijnlijke confrontaties met jezelf oplevert, maar uiteindelijk de beloning geeft dat je zeker weet dat je in gehoorzaamheid aan God hebt gediend in zijn Koninkrijk, zonder Hem teveel voor de voeten te lopen. En wie wil dat niet? Nou, ik wil het wel.
Cymbala schetst hoe hij startte als ploeterende voorganger met een roeping die ontdekte dat hij misschien niet zo’n heel goede voorganger was. De eerste les was echter: “Als God iemand roept, dan is dat het enige wat telt. Geef niet toe aan je angst.” De tweede les was: “Vind in gehoorzaamheid aan God je eigen manier om de mensen dienstbaar te zijn.”

En dat is het eigenlijk. Punt. Volgende boek. Of lees zijn eigen verhaal hier.

Jim Cymbala

Maar Cymbala laat zien waar het allemaal toe kan leiden. Een doorbraak in zijn kleine gemeente ontstond door momenten van verootmoediging. God kan mensen die nederig en eerlijk toegeven dat ze Hem wanhopig hard nodig hebben niet weerstaan. Oftewel: als gemeenteleden worden aangespoord om te bidden en Gods naam aan te roepen, zal God antwoorden op de gebeden.
De conclusie was dat de doordeweekse bidstonden in de gemeente de barometer van de kerk zouden zijn, niet de zondagsdiensten. Dus:
  • Je kunt de populariteit van een kerk afmeten aan het aantal aanwezigen op zondagmorgen.
  • Je kunt de populariteit van de voorganger afmeten aan het aantal afwezigen op de bijbelstudie.
  • Je kunt de populariteit van Jezus afmeten aan het aantal aanwezigen op de bidstond.
Ook Spurgeon noemde de bidstonden al de genademeter van de kerk. En: gebedsverhoringen leiden tot meer gebed.
Deze benadering veranderde ook de zondagsdiensten. Het ging erom bezoekers liefde te tonen. Bezoekers wilden weten dat God hen kon oprapen en een tweede kans geven. Cymbala vertelt veel anekdotes, over het Brooklyn Tabernacle koor dat geen noot kon lezen maar toch Grammy’s won voor hun opnames, over bekeringen van drugsverslaafden en prostituees, over hoe God voorziet in ruimtes. Maar steeds benadrukt hij de noodzaak van gehoorzaam gebed bij alles wat gedaan wordt, en het functioneren van de “genademeter”.
Daarom vindt Cymbala dat gebed vooraf gaat aan onderwijs. Het heeft alleen zin te onderwijzen als er leven is dat in goede banen geleid moet worden. Als de luisteraars geestelijk in coma verkeren, kunnen ze met een goede boodschap niet tot leven worden gewekt. Bidden gaat voor. Het aanroepen van God wordt vanaf het begin van de Bijbel als basisvoorwaarde beschreven: Genesis 4:26, Deuteronomium 4:7, Psalm 4:4. God zal zijn genade rijkelijk uitstorten over wie Hem aanroepen (Romeinen 10:12-13). Als in onze kerken niet gebeden wordt en als de mensen niet verlangen naar God, heeft het geen enkele waarde dat er veel mensen naar de dienst komen. We maken daarmee geen indruk op God.


Het Brooklyn Tabernacle Choir

Een cruciale opmerking vind ik de volgende: “Als we hier op aarde geen behoefte hebben aan God nabijheid, waarom zouden we dan naar de hemel willen gaan? Hij staat daar in het middelpunt. Als we er hier en nu niet van genieten om in zijn aanwezigheid te zijn, zal de hemel ook geen hemel voor ons zijn.”

Er kwam een test voor Cymbala natuurlijk. Zijn oudste dochter ging haar eigen weg - letterlijk en figuurlijk van God los. Zijn vrouw werd ernstig ziek. Door een zware worsteling in gebed zijn zij beiden behouden.

Cymbala gebruikt het verhaal van de tempelreiniging (Johannes 2, Marcus 11) om zijn punt te illustreren. Natuurlijk deden de aanwezigen op dat plein allemaal godsdienstige dingen met goedkeurign van de leiding en hielpen ze de dienst draaiende te houden met nuttige activiteiten waar iedereen de redelijkheid van inzag. Maar toch verjoeg Jezus ze. Jezus is niet onder de indruk van godsdienstige handel. Het gaat hem niet om het feit dat we Gods werk doen, maar hoe en waarom we het doen. Het gaat er niet om of u een taak doet, maar waarom. Preken, muziek maken en uit de Bijbel lezen zijn belangrijk, maar het kenmerk van Gods huis is gebed. Dat was ook het kenmerk van de eerste gemeente, bij moeilijkheden, bedreigingen, uitdagingen, vervolgingen is de reactie steeds: gebed. Niet politieke actie, geen demonstraties, maar gebed.

Gods antwoord op gebed is genade, en Zijn genade is voor iedereen. In Romeinen 10:13-15 is het doel “aanroepen van de Heer”. En de volgorde is: zenden - prediken - horen - geloven - aanroepen van de Heer. In Openbaringen 5:8 is dat ook wat aan Christus wordt aangeboden in de eeuwigheid: niet onze preken, maar onze gebeden. Preken zijn belangrijk, maar: “Als de mensen aan het einde van een samenkomst niet naar God toegaan, wat voor samenkomst is dat dan? Dan hebben we God niet werkelijk ontmoet, de Enige die machtig en liefdevol genoeg is om ons leven te veranderen”. Preken zijn een middel, geen doel. Dat is een cruciale observatie van Cymbala. Uiteindelijk gaat het om iets anders dan de preek, en als de preek niet naar God leidt is deze mislukt.

Oorspronkelijke titel: Fresh wind, fresh fire


In het tweede deel van het boek gaat Cymbala in op een aantal dingen die afleiden van wat God wil geven.
  • Miskenning van de tijd waarin we leven. “Het zijn goede tijden”, juichen sommige voorgangers, “Gods volk wordt rijk gezegend”. Maar de zedeloosheid neemt toe, christenen geloven niet dat er een ‘absolute waarheid’ is en de groei van gemeentes komt vooral door kerkverlaters. We zijn zo erg als Laodicea geworden, dat we denken dat lauwheid normaal is. In de tijd van de eerste gemeente baden de apostelen bij moeilijkheden een cruciaal gebed, dat aan de basis ligt van het tweede deel van het boek. Het staat in Handelingen 4:24, 29-30, de gemeente bad of God, gelet op de bedreigingen, hen vrijmoedigheid wilde geven zijn woord te spreken, doordat Hij zijn hand zou uitstrekken tot genezing en dat tekenen en wonderen geschieden door de naam van Jezus. Oftewel: bij een aanval, roep God aan en hij zal helpen.
    Het werk kan alleen doorgaan in de kracht van God. Met geld, organisatie, intelligentie en onderwijs komen we er niet. Als we niet de resultaten van de eerste gemeente zien, moeten we terug naar de Krachtbron. Net als bij Laodicea zegt Jezus nog steeds - tegen christenen! Niet tegen ongelovigen! - “zie ik sta aan de deur en ik klop…”
  • Aanlokkelijke nieuwigheden. Er zijn veel exotische nieuwigheden in de kerk, nieuwe openbaringen en theorieën over geestelijke strijd, het binden van demonen, het bevrijden van steden, nieuwe zalving etc. Maar deze methoden leveren niet de resultaten op die ze beloven en ze leiden af van het evangelie. Het gaat erom gewoon naar de Heer te gaan. De Bijbel leert niets over het binden van demonen of een nieuwe zalving. De naam van Jezus, de kracht van zijn bloed en het gelovige gebed hebben door de eeuwen heen hun kracht niet verloren. De hedendaagse slachtoffermentaliteit zorgt ervoor dat alles de schuld van een ander is, in bijzonder de duivel. Dat weerhoudt mensen verbroken te zijn en zonden te belijden - want ze kunnen er immers niets aan doen, het is de schuld van de duivel of hun omstandigheden.
    Meer in het bijzonder beandrukt Cymbala nog maar eens dat de Bijbel voldoende is. Preek geen dingen die niet in de Bijbel staan, het is geen saai boek dat wat pikanter moet worden gemaakt. Maar mensen duiken vaak niet onder in die bron die Gods woord is, ze huppelen hun hele leven eromheen, roepend dat God iets nieuws gedaan heeft. “De mensen zeggen dat de kerk vandaag groeit en zich uitbreidt. Ja, ze is nu 15 kilometer breed en ongeveer een halve centimeter diep.
  • De verlokking van marketing. Het “succes” van een kerk gaat vaak over dezelfde dingen: leden, gebouwen en geld. De nieuwe heilige drie-eenheid. In de Bijbel wordt niet over grootte van gemeentes gesproken, er wordt niet gezegd dat we zoveel mogelijk mensen moeten binnenhalen maar dat we gelovig, en met de vrijmoedigheid van de Heilige Geest, Gods boodschap moeten doorgeven. Dan bouwen we aan Gods kerk op Gods manier. We hebben niet de bevoegdheid om de boodschap van het evangelie aan te passen, ook niet als die niet “populair” is. Dat betekent dat we ook in onze contacten met gemeenteleden in liefde de waarheid moeten spreken en zonde zonde noemen, ook als dit mensen afstoot. Cymbala zegt het zo: “We willen wanhopig Gods wil doen, zodat we niet beschaamd staan als we op een dag voor Hem moeten verschijnen.” Onze gebruiksvriendelijkheid kan een dekmantel zijn voor vleselijkheid. Als we ons richten naar de reactie van de markt, doen we af aan de kracht van het evangelie. In 1 Korintiërs 3:13 staat dat ieders werk op een dag getoetst zal worden, en dan gaat het om de kwaliteit, niet om de kwantiteit. Als je goud, zilver en edelstenen wilt hebben, moet je er naar graven. Hout, hooi en stro liggen aan de oppervlakte en kosten geen inspanning en bovendien ziet het resultaat er wel aardig uit. Maar voor echt waardevolle zaken moet je zoeken en naar graven.
  • Een leer zonder kracht. Prediking en onderwijs zijn niet genoeg om de wereld voor Christus te winnen. Het is nodig dat God “die de verkondiging van zijn genade kracht bijzette door hen tekenen en wonderen te laten verrichten.” (Handelingen 14:3). De mensen krijgen belangstelling als ze zien dat God werkelijk mensen verandert en bevrijdt. Dat betekent ook dat we ons moeten uitstrekken naar de mensen die God nodig hebben - de minder aantrekkelijke mensen van de samenleving. Als we alleen maar onder elkaar Bijbelstudies houden, blijven we in een kringetje ronddraaien. Gods kracht kan dan niet openbaar worden, omdat we onszelf hebben afgesloten van de noodzaak ervan. De grootste wonderen gebeuren altijd daar waar de nood het hoogst is. En daar waar gebeden wordt. Het gaat niet om de correcte preek alleen. Het christendom is niet in eerste instantie een onderwijzende godsdienst. De kerk gaat op in de cultus van de spreker. Maar het onderwijzen van een gezonde leer wijst ons de weg naar God en het is ook een middel om onze emoties en uitbundigheid te begrenzen en in goede banen te leiden.
Het derde deel van het boek gaat over de toekomst. Wat doe je als je al langer meeloopt, als je veel geleerd hebt, gezien hebt en gehoord hebt, ervaringen hebt opgedaan en wijs bent geworden? Dan ben je in gevaar. Dit wordt geïllustreerd aan de hand van het verhaal van Asa, de achterkleinzoon van Salomo wiens leven in 2 Kronieken 14-16 wordt beschreven. Asa, na tijden een goede koning, houdt grote opruiming in het rijk en God zegent hem. Hij weerstond de druk van de publieke opinie en zijn familie, maar koos radicaal voor God. God hielp hem ook een groot leger te verslaan. Maar vijfentwintig jaar later was Asa de noodzaak kwijtegeraakt God te zoeken en hij koos voor eigen oplossingen voor problemen. En daar maakte hij een fout, want: “De HEER laat immers voortdurend zijn ogen over de aarde rondgaan en biedt iedereen hulp die hem met heel zijn hart is toegedaan.” (2 Kronieken 16:9) want “wie Hem zoekt zal door Hem worden beloond” (Hebreeën 11:6). Asa’s einde was ellendig, want de gesteldheid van zijn hart was niet gericht op God. De vraag is hoe wij omgaan met onze fouten: vertrouwen wij op God of kiezen we voor onze eigen plannen en slimheid?
God wil dat we de aanval van de vijand weerstaan, dat we het tegen hem opnemen in de naam van Christus. Als we dat doen, zal God ons steunen met alle middelen die Hij tot zijn beschikking heeft.

Wat ik overigens een prachtstuk vindt is hoe Cymbala roddel te lijf gaat. Alle nieuwe leden in zijn kerk krijgen de volgende opdracht: “Als u een ander gemeentelid ooit een onvriendelijk woord van kritiek hoort spreken of hoort roddelen, dan moet u die persoon onderbreken en zeggen: ‘Pardon… wie heeft u pijn gedaan? Wie heeft u genegeerd? Wie heeft u gekleineerd? Wie het ook is, we gaan naar hem toe en hij zal op zijn knieën zijn verontschuldigingen moeten aanbieden en daarna zullen we samen bidden en God zal de vrede in het lichaam herstellen. Maar we zullen niet toestaan dat u mensen bekritiseert die niet aanwezig zijn om zich te verdedigen.’ Nieuwe leden moeten dit soort dingen helpen oplossen, en wie er zelf loopt te kletsen wordt er ook mee geconfronteerd.” Het leidt tot een algemeen verlangen om met reine lippen en een rein hart voor de Heer te leven.

Aan het einde van het boek geeft Cymbala nog wat tips voor voorgangers, om de principes uit het boek toe te passen in de eigen situatie. Dat is het einde van een hartstochtelijk, gepassioneerd en ontroerend boek. Een meesterwerk, confronterend maar bemoedigend. Lees het!

sneuper

Jim Cymbala - Frisse wind, nieuw vuur. Uitgeverij Gideon, ISBN 9060678621. Bestellen kan hier.

Geen opmerkingen: