donderdag, februari 23, 2006

De gemeente als organisme en het belang van de kleine groep - Dr. Theo J.W. Kunst

Dit boek bestaat uit twee delen. In het eerste deel worden vijf Nieuwtestamentische beelden van de gemeente van Jezus Christus beschreven, vijf typeringen hoe de Bijbel naar gemeentes kijkt. Achtereenvolgens worden de gemeente als gezin, lichaam, tempel van de Heilige Geest, priesterschap en kudde beschreven en vervolgens wordt gekeken naar de consequentie daarvan voor de vorm van de gemeente. De conclusie is dat de gemeente alleen zijn taak kan vervullen als alle gelovigen hun plaats en bediening vinden op grond van hun geestelijke gaven. Die kunnen ze vinden als ze deel uitmaken van een kleine groep. Daar ervaren ze de gemeenschap en daar worden stappen gezet in de oefening van gemeenten.
Het tweede deel bevat een vormingsprogramma voor nieuwe gelovigen en gemeenteleden (discipelschap in de kleine groep) langs een duidelijk stappenplan. Ook zijn er aanwijzingen in te vinden voor huiskringleiders. Het boek eindigt met een interessante opsomming van kwaliteiten van een groeiende gemeente.

Zoals gezegd gaat het eerste deel van het boek in op beelden van de gemeente. Gemeenschappelijk hebben deze dat de gemeente niet een organisatie of een systeem is, maar een organisme. Dat besef bepaalt hoe de gemeente zich moet organiseren en hoe het moet functioneren. In het organisme behoren alle gelovigen hun plaats en hun bediening te vinden.

De gemeente als familie of gezin
Hoewel de letterlijke benaming van de gemeente als gezin niet voorkomt in de Bijbel, worden er wel veel “familiewoorden” gebruikt om de gemeente aan te duiden: broeders, zusters, broederschap, kinderen en huisgenoten. Samen komen deze woorden meer dan 100 keer voor. De consequenties van dit beeld zijn de volgende:
  • De leden vormen een geestelijke familie: alle leden hebben Jezus Christus aanvaard.
  • Een gemeente veronderstelt gemeenschap: een gezinsleven waarbinnen de leden geregeld met elkaar omgaan gaan, oog hebben voor elkaars noden en zorgen voor elkaar. Dit uitgangspunt heeft consequenties voor grotere gemeentes waar het gevaar van anonieme christenen dreigt.
  • Het veronderstelt functioneren in kleine groepen: De structuur moet zo zijn dat een maximum aan gemeenschap wordt bereikt. Het protestantisme heeft meer de nadruk gelegd op het individu, maar gemeenschapsleven is cruciaal.
  • Binnen de familie behoort pastorale zorg plaats te vinden: echte pastorale zorg functioneert het best in een gezinssituatie, niet alleen in de handen van de voorganger en enkele oudsten. Pastorale gaven moeten worden ontdekt, ingezet en ontwikkeld in kleine kringen.


De gemeente als lichaam van Christus
Dit is het meest voorkomende en meest uitgewerkte beeld. Het beeld wordt zowel voor de universele gemeente, waartoe alle christenen behoren, als voor de plaatselijke gemeente gebruikt. De plaatselijke gemeente is de plaatselijke uitdrukking van het lichaam, en daarom noodzakelijk voor elke christen. Praktische betekenissen van dit beeld zijn:
  • Het lichaam van Christus behoort te groeien: Er is groei in kwaliteit en groei in kwantiteit.
  • Groei in kwaliteit is groei naar het model van Christus en is intern gericht. Hij wil geopenbaard worden in de gemeente, de gemeente groeit naar Hem toe. Elk lid draagt aan deze groei bij.
  • De groei in kwantiteit vindt plaats sinds Pinksteren en is extern gericht. Groei gaat echter niet automatisch, maar vraagt eerst om gehoorzaamheid, het onderhouden van een intieme relatie met het Hoofd van het lichaam. Verder is toerusting nodig, daarom heeft God gaven aan de gemeente gegeven. Toerusting is een taak van ambtsdragers. Veel ambtsdragers gedragen zich echter als handhavers van het bestaande, niet als spoorzoekers naar het nog-niet-bestaande. Zij moeten echter de brug van traditie naar toekomst slaan.
  • Groei in kwantiteit kan niet zonder groei in kwaliteit.
  • De leden van het lichaam hebben geestelijke gaven ontvangen om te functioneren: het onderwijs van Paulus over geestelijke gaven is verbonden met het lichaam. De gaven houden dus verband met het functioneren van de plaatselijke gemeente. Iedere gelovige heeft minstens één geestelijke gave ontvangen en deze gaven zijn voor het welzijn van allen, niet voor geestelijke zelfbevrediging. Een kleine groep kan geestelijke gaven helpen ontdekken, ontwikkelen en uitoefenen.
  • Het lichaam van Christus is samengesteld voor gemeenschap: veel gelovigen zijn bezig met het eigen zieleheil of individualistisch heiligheidsstreven. Maar de Bijbel spoort aan tot het bewaren van en het volharden in onderlinge gemeenschap.
  • Zoveel mogelijk leden moeten een bediening kunnen vinden in de gemeente: Naast onderlinge gemeenschap en elkaar opbouwen, is nodig dat de veelheid van bedieningen wordt vervuld die te vaak op de schouders van enkelen rusten.


De gemeente als tempel
God woonde eerst in de tabernakel bij het volk Israël, later in Christus als de ware tabernakel (Johannes 1:4, het Woord is vlees geworden en heeft onder ons gewoond) en daarna werd de gemeente een tempel van God vanwege het offer van Christus. Van hieruit wil God gediend worden. Het tekstmateriaal kan in drie groepen verdeeld worden:
  1. De hele tempel: zowel de plaatselijke gemeente als de universele gemeente wordt zo aangeduid, en zelfs de individuele gelovige.
  2. Het fundament: het eerste fundament is Christus, de levende Steen, de Hoeksteen waarop de tempel rust. Het tweede fundament zijn de twaalf apostelen, zij bouwen verder op de hoeksteen (Efeziërs 2:20)
  3. Het bouwmateriaal: er wordt een geestelijk huis gebouwd met levende stenen (1 Petrus 2:5), de stenen moeten zich beschikbaar stellen voor dit gebouw.
De praktische betekenissen van dit beeld zijn de volgende:
  • De gemeente is het middel waardoor God werkt in de wereld: de gemeente heeft een bemiddelende functie en is Gods vertegenwoordiger, zijn ambassadeur.
  • Alle gelovigen behoren zich aan te sluiten bij een Bijbelgetrouwe gemeente: alle gelovigen worden geroepen als bouwstenen voor de gemeente op aarde, de plaatselijke gemeente. Losse levende stenen zijn nauwelijks denkbaar.
  • Het tempelgebouw wordt geacht te groeien: wederom zijn kwalitatieve en kwantitatieve groei te onderscheiden. Kwalitatieve groei van de tempel is gebaseerd op Efeziërs 2:21, “goed ineensluiten”. Kwantitatieve groei is het toevoegen van stenen. God voorziet de gemeente van de noodzakelijke toerusting om te kunnen groeien door gaven, bedieningen, krachten en de samenkomsten zelf. De groei is altijd gericht op God, uiteindelijk gaat het erom dat God door zijn gemeente meer en meer zijn werk kan doen en verheerlijkt wordt. De gemeente is een zendingsgemeente.
  • De gemeente als tempel kenmerkt zich door heiligheid.
  • De gemeente behoort zich zo te structureren dat de Heilige Geest ook kan werken. De structuur volgt het doel van de gemeente. Er behoort aandacht en openheid voor de werking van de Heilige Geest te zijn.
  • Het feit dat de gemeente een tempel is benadrukt het belang van aanbidding, lofprijzing en dankzegging in de samenkomsten.


De gemeente als priesterschap
Christus is onze Hogepriester, het volmaakte offer, Hij vertegenwoordigt God bij de mensen en de mensen bij God, de Middelaar. De gemeente wordt een priesterschap genoemd. De gemeente is apart gezet voor God, om Hem te dienen. Het woord priester duidt niet op een bijzonder ambt, alle leden zijn gelijk. Er is een algemeen priesterschap. Dat heeft de volgende betekenissen:
  • Gemeenteleden zijn geroepen om als priesters te dienen. Er zijn daarbij verschillende taken. Allereerst zichzelf ten dienste stellen aan God, er is toewijding nodig, men moet zich als levende steen laten gebruiken. Verder is er de taak om geregeld te bidden, elk lid heeft toegang tot de genadetroon. Het gaat hierbij ook om specifieke voorbede en dankzeggingen. De priester wordt opgeroepen geestelijke offers te brengen, zoals lofoffers (christenen leven tot lof van Gods heerlijkheid), sociaal werk doen (het delen van ons bezit), evangelisatie en zending (verkondiging is een belangrijke taak, priesters zijn geroepen de grote daden van God te verkondigen).
  • Het algemeen priesterschap sluit een verambtelijkt priesterschap uit. Er is geen onderscheid tussen ambten en leken. De kerk is geen doel op zichzelf, maar een middel tot een doel. Alle leden van het lichaam zijn geroepen om te dienen, opdat zij allen kunnen dienen door in woord en daad Christus te verkondigen. Het vasthouden aan clerus en leken verhindert de groei van de kerk.
  • De verkondiging van het woord is toevertrouwd aan elke gelovige. In veel erediensten voert één persoon het woord die hier speciaal voor geleerd heeft, de leden worden opgeroepen tot “pay and pray”. Maar bij algemeen priesterschap hoort ook verkondiging. In Handelingen staat dat allen vervuld werden met de Heilige Geest en het woord verkondigden (Handelingen 4:31). In de geschiedenis van de kerk is de woordverkondiging door leken meer en meer beperkt. Maar als er meer oog is voor verscheidenheid van gaven ontstaat ook ruimte voor verkondiging door velen. De gemeente moet daarbij leren onderscheiden door natuurlijke gaven en geestelijke gaven. Geestelijke gaven sluiten hard werken en studeren overigens niet uit.
  • Er zijn geen heilige handelingen die alleen door speciale personen mogen worden verricht. De bediening van de doop en het Avondmaal is niet aan enkelen voorbehouden. De eerste christenen braken het brood aan huis. Vergeving van zonden mag de ene christen aan de ander verzekeren wanneer die zijn zonden heeft beleden. Dat neemt niet weg dat het soms praktisch is als een paar mensen in de dienst de handeling verrichten.
  • Een plaatselijke gemeente hoeft geen gebrek te hebben aan werkers. Omdat allen zijn geroepen tot de priesterlijke dienst, kunnen alle gelovigen ingeschakeld worden in de gemeente. De structuur van de gemeente moet ook toelaten dat alle leden hun taak kunnen opnemen en te oefenen. Een gemeente behoort daarvoor mogelijkheden te scheppen, zodat de leden ‘offers’ kunnen brengen. Het gaat dan om de volgende gebieden:
  • De eredienst, die moet worden ingericht opdat deelname van zoveel mogelijk leden mogelijk is. God heeft daartoe alle noodzakelijke gaven gegeven, opdat een diversiteit aan muziek en koren, maar ook in woordverkondiging, kan plaatsvinden. Alleen waar dienen plaatsvindt op basis van de geestelijke gaven, wordt de gemeente opgebouwd.
  • De gemeenschap, priesters dienen elkaar en dat kan het beste in kleine groepen.
  • Zending en evangelisatie, de leden moeten zich bewust zijn van deze taak, opgeleid worden om getuigen te zijn en financieel bijdragen.
  • Sociale hulpverlening, de gemeente moet haar leden hier kansen voor bieden, waarbij het punt evangelisatie niet uit het oog moet worden verloren.


De gemeente als kudde
Dit beeld is één van de wijdste in toepassing en wordt gebruikt om relaties binnen de gemeente aan te duiden. Zowel in het oude, als in het Nieuwe Testament worden de begrippen die bij de kudde horen uitgewerkt:
  1. Kudde (Lucas 12:32, Handelingen 20:28-29): God is de Eigenaar van de kudde
  2. Herder (Mattheüs 26:31, Johannes 10:10-16): Jezus is de belangrijkste Herder en Hoeder van de schapen, vrijgekocht door zijn bloed. Maar ook andere personen worden aangewezen als de herders van de kudde. Het werk van de herder wordt aangeduid als hoeden (de totaalbeschrijving, Johannes 12:16, Handelingen 20:28, Openbaringen 2:27), weiden (voedsel geven, Johannes 21:25) en leiden (Johannes 10:16).
  3. Schaap (Handelingen 8:32, Johannes 21:15-17): Jezus wordt als schaap aangemerkt, Hij vereenzelvigde zich met ons, Hij is het Lam dat geslacht werd. Maar het meest worden de mensen met schapen aangeduid, voor wie de Herder dagelijks zorgt.
  4. Weide (Johannes 10:9): dit is de plek waar de schapen leven en zich kunnen vermenigvuldigen.
  5. Schaapskooi, stal (Johannes 10:1): Dit is Israël, maar er zijn ook schapen die niet tot de schaapskooi behoren.
De praktische betekenissen van de gemeente als kudde zijn de volgende.
  • De plaatselijke gemeente is de eenheid die de gelovigen vergadert. De schapen van Christus vormen één kudde onder één herder. De plaatselijke gemeentes zijn lokale schaapskooien met onderherders. Er zijn steeds nieuwe schaapskooien nodig.
  • De plaatselijke gemeente als kudde van God heeft de taak pastorale zorg te geven. Hiertoe stelt de Heer herders aan. Zij geven voedsel aan de schapen, beschermen hen, versterken hen, leiden hen. Deze pastorale taak moet onder de leden verdeeld worden, want dit kan niet door één man gebeuren. Er zal permanent training van herders moeten plaatsvinden.
  • Een plaatselijke gemeente moet meerdere herders hebben. De pastorale taken zijn zo omvangrijk, dat de mensen met geestelijke gaven gezocht moeten worden voor deze taak.
  • De leiders van de plaatselijke gemeente zijn niet de eigenaars van de schapen. Christus gaf zijn leven voor de schapen en kocht hen met zijn bloed. Dit vraagt toewijding van de onderherders, omdat zij rekenschap moeten afleggen (Hebreeën 13:17).
  • Omdat Christus spreekt van één kudde en één herder moeten plaatselijke gemeentes relaties met elkaar onderhouden. Gemeentes moeten elkaar helpen de grote opdracht uit te voeren.
  • De gemeenteleden zijn niet passief.
  • Gelovigen moeten onderwijs ontvangen zodat zij de goede van de slechte herders kunnen onderscheiden. Bijbelstudie moet daarom een belangrijke plaats krijgen en de gemeenteleden moeten daarin net als de eerste gemeente blijven volharden.

In de eerste gemeente was direct sprake van het samenkomen in kleine groepen, zowel in Jeruzalem als in Asia. De christenen waren van verschillende leeftijden, klassen, posities. Ze vormden samen een liefdevolle gemeenschap.
Vanaf de derde eeuw ging het organische leven van de gemeente verloren, alsmede het functioneren in overeenstemming met de gaven. Tijdens de reformatie wilde men het gemeenschapsleven herstellen. Dat is slechts in enkele stromingen daadwerkelijk gelukt. In de grotere denominaties werd de kleine groep oogluikend toegestaan, maar vooral als een bedreiging gezien.
In de twintigste eeuw is de algemene kerk een kerk zonder gemeenschap geworden in een geïndividualiseerde samenleving. Maar de familiegemeenschap heeft de kleine groepsstructuur nodig, en de kleine groep moet de basisstructuur van de kerk worden. Alleen dan kan ze gemeenschap bieden aan de mensen. Er is een dringende noodzaak aan kleine groepen, daar zal de toewijding van de mensen toenemen en groei kunnen plaatsvinden.

Aan het slot van deel 1 van het boek beschrijft Kunst de veranderingen die hebben plaatsgevonden in een Anglicaanse gemeente. De gemeente begon met een typische structuur van een voorganger met staf en passieve gemeenteleden, maar werd in de loop van de tijd veranderd in een gemeente met actieve gemeenteleden in kleine groepen en een team van oudsten dat leiding gaf aan de gemeente. De gemeente bestaat uit concentrische cirkels: groepen die klein genoeg zijn om persoonlijke problemen te delen of hulp te krijgen. Verder is er permanente training van de teams die binnen de gemeente functioneren. De lasten worden over vele schouders verdeeld.

In deel 2 van het boek beschrijft Kunst de praktische aspecten van de kleine groep. Daarbij wordt ingegaan op een structuur van discipelschapstraining. Uiteindelijk is het de bedoeling dat gemeenteleden discipelen worden, maar wat is het traject van een nieuw lid naar discipelschap?

Het begint natuurlijk bij lidmaatschap van de gemeente. Lidmaatschap is fundamenteel, je kunt niet vrijblijvend en individueel christen zijn, lidmaatschap hoort tot het wezen van de gemeente.
  • De gemeente is het lichaam van Christus. De plaatselijke gemeente is de plaatselijke uitdrukking van het lichaam (1 Korintiërs 12:27). Er zijn geen losse ledematen.
  • De gemeente is de tempel van de Heilige Geest. De plaatselijke gemeente is die tempel (zie 1 Korintiërs 3:16-17) en gelovigen worden opgeroepen zich als levende stenen te laten gebruiken (zie 1 Petrus 2:5). Er zijn geen losse stenen.
  • De gemeente is de familie van God. Gelovigen dienen deel te hebben aan het familieleven. Dat kan alleen door aansluiting bij de gemeente.
  • De gemeente is een kudde schapen onder zorg van herders. God stelt opzieners aan, maar dat kan alleen als er een kudde is (Handelingen 20:28).
  • Het onderwijs m.b.t. discipline en tucht wijst op het gemeenteleven.
  • De aansporingen van Paulus om elkaar lief te hebben, te vermanen en te troosten veronderstellen een regelmatig gemeenschapsleven.
  • Het toedelen en uitoefenen van geestelijke gaven veronderstelt georganiseerd gemeenteleven.
  • Het Nieuwe Testament leert dat gelovigen gewoon waren samen te komen.


Bij discipelschap zijn twee zaken fundamenteel: groei en gemeenschap. Groei is blijven in Jezus. Groei is niet vruchten voortbrengen, maar vruchten dragen die Jezus voortbrengt. Groei komt voort uit voedsel, rust (weg van de prestatiedrang, rusten onder de genade van God, Romeinen 6:14), liefde (1 Tessalonicenzen 2:7-8), activiteit (training ‘on the job’) en vrijheid (voor persoonlijke roeping en visie). De wijnstok en de ranken hebben hetzelfde leven, door gemeenschap bereiken de ranken hun doel.
Discipelschap kent eigenlijk vier fasen:
  • Wortelen: nadat iemand tot geloof komt en gedoopt is, moet hij leren zich te voeden (Kolossenzen 2:7). Hij moet het fundament van het christelijk geloof leren kennen en daaruit kracht putten, dit is in feite ‘nazorg’. De voorkeur verdient het dat dit gebeurt door persoonlijke Bijbelstudie met een rijpere gelovige of het volgen van speciale nazorgprogramma’s. Dit onderdeel zou ongeveer drie maanden moeten duren.
  • Opbouwen: de gelovige ontwikkelt zich, wordt sterker en komt in aanmerking om in de gemeente ingeschakeld te worden (Kolossenzen 2:7). Hierbij is blijvend onderwijs cruciaal om de gelovige geestelijke ruggengraat te bieden. Dit onderdeel zou ook ongeveer drie maanden moeten duren.
Aangezien iedere gelovig geacht wordt zicht toe te wijden, adviseert Kunst een toewijdingsplechtigheid. Het gaat om de toewijding zich in te zetten voor de gemeente en het is een belangrijke stap in discipelschap.
  • Toerusten: de gelovige moet in de plaatselijke gemeente gaan functioneren in overeenstemming met de geestelijke gaven die hij heeft gekregen (Efeziërs 4:11-12). Inschakeling van toegewijde en toegeruste christenen is cruciaal, daartoe moeten ook praktische cursussen worden aangeboden. Het probleem is dat gemeenten vaak als geestelijk verzorgingsinstituut worden gezien. Leiders voelen zich niet bekwaam om toe te rusten en zo komen leden niet tot dienstbetoon. Een vicieuze cirkel ontstaat. Leiders moeten zich bekwamen in het kunnen toerusten van gemeenteleden. De toerustingsfase zou ongeveer 1,5 jaar moeten duren.
  • Toevertrouwen: een kleine groep leidinggevenden krijgt verdere training (2 Timotheüs 2:2). Deze training vindt plaats op drie gebieden: Bijbelse onderwerpen, Bijbels oplossen van problemen en persoonlijke betrokkenheid van de leider-in-opleiding bij de leider die opleidt. Deze fase zou zo’n twee jaar moeten duren.

Er zijn verschillende vormen van discipelschap:
  • Groepsdiscipelschap. Deze vorm van discipelschap is geschikt voor de eerste drie fasen van het trainingsprogramma (wortelen, opbouwen, toerusten).
  • Persoonlijke studie. De discipel zal ook zelf inspanningen moeten verrichten en studeren.
  • Persoonlijk discipelschap. Een volwassen gelovige helpt een discipel zich ontwikkelen door een persoonlijke relatie. Deze methode is een minst populair, onder meer vanwege de tijdsinvestering. Toch is persoonlijke aandacht cruciaal.
Deze drie vormen worden veelal door elkaar gebruikt, maar elk verdient op zich de aandacht.

Voor leiders en medewerkers van de gemeente geldt dat ook zij aan onderlinge discipelschapstraining moeten werken. De oudsten zullen regelmatig bijeen moeten komen om te bidden en elkaar te bemoedigen. Maar ook medewerkerskringen zijn belangrijk en zijn een vorm van christelijke gemeenschap.

Kunst beschrijft vervolgens in het kort de verschillende soorten van kleine groepen die een gemeente kan hebben (evangelisatiegroepen, opbouwgroepen, toerustingsgroepen, zondagschoolgroepen), de doeleinden van de kleine groep en een scala aan praktische aanwijzingen voor het werken met kleine groepen (omvang, frequentie, leerplan, levensduur, etc.). Speciaal aandacht wordt besteed aan het leiden van kleine groepen en het oplossen van problemen in de groepen c.q. het omgaan met verschillende typen groepsleden.

Aan het slot van het boek gaat Kunst in op een aantal kwaliteitskenmerken van levende, gezonde, groeiende gemeentes. Uit een studie van groeiende gemeentes kan een aantal gemeenschappelijke kenmerken gedestilleerd worden. Deze zijn:
  1. De aanwezigheid van gelovige leiders. Het gaat dan om leiders die voldoen aan de vereisten van 1 Timotheüs 3 en Titus 1: persoonlijke, familiale, publieke en voor de bediening noodzakelijke eigenschappen. Een succesvolle bediening in de kerk is op andere gronden gebaseerd dan een succesvolle bediening in de maatschappij.
  2. Doeleinden stellen. Groeiende gemeentes stellen doelen en maken plannen om die te bereiken. Er zijn Bijbelse doelen en functionele doelen. Bijbelse doelen zijn bijvoorbeeld evangelisatie, discipelschap, goede huwelijken. Functionele doeleinden zijn de praktische stappen die nodig zijn om de Bijbelse doelen te bereiken.
  3. Sterke nadruk op evangelisatie. Groeiende gemeentes hebben een evangelisatieprogramma en toegewijde leden om dit uit te voeren.
  4. Sterke nadruk op discipelschap. Niet alleen moet daar in de prediking op gewezen worden, er moet ook een trainingsprogramma voor zijn.
  5. Sociale bewogenheid. Er is oog voor de lijdende mens. Een gemeente kan onderzoeken welke nood in haar omgeving dominant is en daarvoor programma’s ontwikkelen: drugsverslaafden, kinderen, tieners, gescheiden mensen, etc.
  6. Gemeenschap. De eerste christenen bleven volharden in de gemeenschap (Handelingen 2:42) en Jezus zei dat door de onderlinge liefde de wereld zal weten dat christenen discipelen zijn (Johannes 13:35).
  7. Nadruk op huwelijk en gezin. Huwelijk en gezin vormen het fundament van de samenleving en gemeentes moeten daarop voortbouwen. Dat kan door preken en het organiseren van conferenties. Belangrijk is echter ook het geven van een cursus aan aanstaande echtparen.
  8. Nadruk op levendige, Bijbelse prediking. Het gaat om een krachtige woordverkondiging, die relevant is gemaakt en toegepast kan worden in het leven van de hoorders.
  9. Flexibiliteit. Groeiende gemeentes staan open voor veranderingen en vernieuwingen. Deze kunnen plaatsvinden in de liturgie, vorm van eredienst, etc. Maar het Woord is natuurlijk onveranderlijk. Openstaan voor de leiding van de Heilige Geest brengt vrijheid in de gemeente.
  10. Bereidheid offers te brengen. Het gaat om offers in tijd en in geld. De bereidheid hangt af van het besef mede-eigenaar te zijn: dit is “mijn” kerk. Als men meefunctioneert, is er bereidheid te offeren.
  11. Totale mobilisatie. De gemeente zal de inschakeling van alle gelovigen nastreven en daartoe mogelijkheden toestaan en scheppen.
  12. Nadruk op het eren en aanbidden van God. De aanbidding van God is het hart van de gemeente en van het allergrootste belang. De erediensten van kwaliteitsgemeentes zijn geestelijk, vol van aanbidding, enthousiast, met een sfeer van verwachting en tot eer van God.
  13. Verlangen om te groeien. Kwaliteitsgemeenten ‘willen’ groeien. Dit verlangen is gebaseerd op de overtuiging dat God wil dat zijn gemeente groeit, vervolgens op de bereidheid van de leden ingeschakeld te worden, verder op de verwachting of het geloof dat God het ook gaat doen en op de liefde voor Christus die voor allen is gestorven.

Sneuper

De gemeente als organisme en het belang van de kleine groep - Dr. Theo J.W. Kunst. Uitgeverij Gideon, ISBN 906067576-2

maandag, februari 06, 2006

Leven als een volk van hoop - Jeff Fountain

Jeff Fountain heeft een intrigerend boek geschreven over de wijze waarop christenen in Europa een rol kunnen en moeten spelen in de toekomst van Europa. In het boek gaat hij in op de opkomst van voorchristelijke geloofsovertuigingen (paganisme) en de reactie van de kerk daarop, maar ook op christelijke eindtijdovertuigingen en de consequenties daarvan voor de toekomst van ons werelddeel. Hij legt verbindingen met de geestelijke en filosofische ideeën die Europa tot Europa hebben gemaakt door de eeuwen heen.



Wat hij laat zien is dat christenen in de breedte niet opgewassen zijn tegen wat er op ons afkomt en dat het zaak is dat het volk van hoop weer haar stem laat horen in Europa en de samenleving gaat beïnvloeden.

Al eerder schreef ik over een boekje van Fountain dat als manifest gold (nameiljk het boekje "het kan!"), en onlangs kreeg ik van een vriend dit boek te leen. Ik ben blij dat ik het gelezen heb en het is een aanrader, ook voor mensen die traditioneel niets van Europa of politiek moeten hebben. Het gaat immers niet per se over die onderwerpen, maar het gaat over de rol van de kerk in de huidige samenleving en hoe we de problemen van de samenleving als christenen adresseren. Het boek is dan ook opgezet als discussieboek: elk hoofdstuk sluit af met een aantal discussievragen, om in kleine groepen te bespreken.



Het boek bestaat uit twee delen. Het eerste deel schetst de toestand van Europa aan het begin van het nieuwe millennium. Deel twee geeft antwoord op die vragen: hoe krijgen christenen geloof, hoop en visie voor de toekomst?

Het eerste deel begint met het inzicht dat eigenlijk niemand de toekomst van Europa kan voorspellen. Er zijn al te veel voorspellingen geweest die niet uit zijn gekomen, variërend van de overheersing van het communisme tot de millenniumbug. Duidelijk is wel dat de Europese Unie een cruciale ontwikkeling is die steeds meer grenzen zal doen vervagen. Waar het Europa van gisteren voor een belangrijk deel door christenen is bepaald, is het de vraag of dit ook voor het Europa van morgen geldt. Welke visie heeft Gods volk voor het Europa van morgen? Een eerste observatie is dat waar politieke, culturele en sociale leiders intensief over grenzen heen communiceren, kerkleiders zich voor het grootste deel bezig houden met het geografisch gebied dat ze door de Reformatie toegewezen kregen. Maar Europa’s kernprobleem blijft zonde en de hoop is dat er verzoening mogelijk is, door Jezus Christus. Waar Gods volk deze boodschap trouw heeft uitgedragen en voorgeleefd zijn grote sociale veranderingen mogelijk gebleken. Maar Gods volk bestaat tegenwoordig uit toeschouwers, niet uit spelers. De geloofwaardigheid van het Volk van Hoop heeft daaronder geleden. De boodschap die overkomt naar Europeanen is dat christenen het Europa van morgen weinig hoop te bieden hebben. Omdat we ons terugtrekken in gemeenten en met onszelf bezig zijn. Omdat onze theologische discussies irrelevant zijn voor dagelijkse beslommeringen van zakenmensen, politici, jongeren en werklozen. Omdat onze eindtijdleer er van uitgaat dat alles slechter wordt. Omdat onze erediensten overblijfselen zijn uit vroeger tijden.

De vorm van Europa van morgen wordt bepaald door de geloofsovertuiging van de Europeanen vandaag. De vraag is waar Europeanen voor kiezen. Naar aanleiding van een ontmoeting met ‘heidense, jungiaanse, feministische, archetype psychotherapeute’ ontdekt Fountain de invloed van het paganisme in het Europa van nu, maar ook van vroeger. Heidendom is in de ogen van veel mensen niet primitief, maar juist het tegenovergestelde. Paganisten zien het oude Europa, van voor onze jaartelling, als vredig, mystiek en matriarchaal en als een polytheïstische animistische pre-christelijke samenleving die weer tot leven moet worden gewekt. Een wereld die overigens het bestaan van een bovennatuurlijke wereld erkent, maar niet de waarheid daarover zoals de Bijbel die laat zien. De geestelijke realiteit van het post-christelijke Nieuw Europa zou wel eens steeds meer op het pre-christelijke Oud Europa kunnen gaan lijken.
Fountain benadrukt echter dat het juist de komst van boodschappers van de drie-enige God hoop bracht aan dit werelddeel en de Europese samenleving totaal veranderde. Hoop is afkomstig van het christendom en de mensheid heeft leren hopen door ditzelfde christendom. We leren de ware betekenis van het leven kennen als we naar de toekomst kijken. Want waar het christendom is gebaseerd op een Verhaal, en de Bijbel een verslag is van gebeurtenissen in tijd en ruimte, geloven animisten dat toevallige historische gebeurtenissen geen eeuwige waarheden kunnen aantonen. Wat zou er met Europa gebeuren als de Hoop verwaarloosd, vergeten en losgelaten werd? De afgelopen twee millennia heeft Europa eerst het animisme, vervolgens het theïsme en tot slot het materialisme (als gevolg van het rationalisme, waarin de rede bepaalt wat waarheid is) aangehangen. De eerste twee werden verworpen en de ontevredenheid met de derde keuze, het materialisme, leidde tot het huidige postmodernisme. Het is een illusie dat dit een neutrale wereld is waarin iedereen vrij is zijn eigen doelen na te streven. Het is een paganistische maatschappij waar het publieke leven geregeerd wordt door vals geloof. Het staat afwijzender en hardnekkiger tegenover het christelijk geloof dan het pre-christelijke heidendom waarmee de eerste zendelingen in aanraking kwamen.

Met de val van het communisme ontstond een geestelijk vacuüm, dat ergens door in bezit moest worden genomen. De Harry Potter-rage laat zien dat er een radicale wijziging is gekomen in de “aannemelijkheidsopvatting” (dat wat men aannemelijk of geloofwaardig vindt). Tot een halve eeuw of minder geleden waren dergelijke verhalen vooral fantasie, maar tegenwoordige lezers hebben veel meer de neiging het letterlijke bestaan van de geestelijke werkelijkheid die wordt beschreven te aanvaarden.

Om de werkelijkheid van nu te duiden ontwerpt Fountain een diagram met twee assen, die samenvallen met twee keuzemogelijkheden:
  1. alles heeft of een persoonlijk, of een onpersoonlijk begin
  2. de uiteindelijke werkelijkheid is óf eindig, óf oneindig

Daarmee zijn er vier kwadranten:
  • Het persoonlijk-eindige kwadrant. Daarin past het polytheïsme, vele goden en godinnen. Dat is het wereldbeeld van Babylon, het oude Griekenland en Rome, Oud Europa. De goden waren eindig en beperkt en zij weerspiegelden de menselijke tekortkomingen. De uiteindelijke werkelijkheid is de wereld van de geesten.
  • Het onpersoonlijk-eindige kwadrant. Daarin past het atheïsme, het materialisme. Dit is de seculiere maatschappij die voortvloeit uit de Verlichting. De werkelijkheid is de fysieke materie. Normen en waarden zijn de vrucht van een christelijk verleden, maar ten diepste zinloos.
  • Het onpersoonlijk-oneindige kwadrant. Hierin past het pantheïsme, ‘alles is God’. De oude oosterse religies passen hierbij. De uiteindelijke werkelijkheid is het bewustzijn, het komt aan op gevoel. De objectieve werkelijkheid wordt erkend en de ervaring op een voetstuk geplaatst.
  • Het persoonlijk-oneindige kwadrant. Dit is het kwadrant van het monotheïsme met een persoonlijk-oneindig Goddelijk Wezen, wiens karakter en persoon het morele absoluut van het heelal is. De mens heeft een persoonlijk begin en een oneindige betekenis.
De kerk voelt zich het beste thuis bij de diagonaal monotheïsme/atheïsme, omdat de algemene westerse visie van de afgelopen eeuwen weergeeft. New Age aanhangers hebben de neiging het polytheïsme met het pantheïsme te vermengen: een persoonlijke leidende geest en een soort geest van het heelal. De polytheïsme/pantheïsme diagonaal past bij New Age aanhangers en zou je animisme kunnen noemen.
De kerk besteedt aan deze diagonaal weinig aandacht, evangelisatie is vaak gericht op de ongelovige materialist. In feite kruisen de beide aandachtsgebieden elkaar, met als onthutsende conclusies dat de kerk deze groepen niet bereikt of verkeerd aanspreekt. De ‘nieuwe heidenen’ zijn namelijk geen ongelovigen, ze geloven wel degelijk in een geestelijke wereld. Postmoderne Europeanen staan open voor de geestelijke werkelijkheid en hebben de keuze tussen theïsme of animisme. Het is als de confrontatie van Mozes aan het hof van Farao met de magiërs van Farao: ze zijn niet onder de indruk van Mozes, maar moeten overtuigd worden van de waarheid van diens geestelijke werkelijkheid. De dreiging is dat postmoderne Europeanen teruggaan naar het hof van Farao, met een nieuwe confrontatie tussen de God van Mozes en de paganistische goden van de New Age tot gevolg. Is de kerk daar klaar voor? Of blijft ze hangen in de 20e eeuw en richt ze zich op de kwadrant die niet per se de grootste bedreiging vormt?



In deel twee noemt Fountain 10 vereisten voor Gods volk, om weer Bijbelse hoop voor de 21e eeuw te krijgen. Hoe krijgen we geloof, hoop en visie voor de toekomst? Dat kan met 10 punten.
  1. Vraag naar Gods wil voor Europa. Zou het waar zijn dat Zijn wil voor Europa niet zal geschieden? Natuurlijk niet! God plannen gelden voor iedereen, voor elk volk en zijn beloften zijn waar. De geschiedenis heeft een doel en Gods plannen worden werkelijkheid. De beloften van God vormen de basis van onze hoop.
  2. Verwerp de propaganda van de vijand. Te lang hebben christenen de valse informatie over onvergankelijkheid van marxisme, islam en andere -ismen voor waar aangenomen. We kennen de eeuwige beloften van God, maar op een of andere manier zijn we onder de indruk van de claims van allerlei historische maatschappelijke bewegingen en religies, waaronder de Islam en raken daardoor verlamd. Hebben we onze hoop werkelijk gevestigd op de Bijbelse God, of zijn we misleid door een andere visie op de toekomst? Veel christenen hebben een passieve houding als gevol van een sombere eindtijdverwachting: alles zal slechter worden totdat Jezus terugkomt. Christenen moeten zich verschuilen en wachten op de Wederkomst. Hierdoor gaan christenen hun verantwoordelijkheden in het hier en nu uit de weg. Voeg daarbij een aantal afleidingsmanoeuvres van de vijand, zoals een comfortabel leven, en onze toekomstverwachting is op seculiere ideeën gebaseerd. Christenen zijn geen toonzetters in de samenleving, maar aanpassers.
  3. Een andere techniek van de vijand is vergeetachtigheid. Als we vergeten wat God in het verleden heeft gedaan, vergeten we wat Hij in de toekomst kan doen. Al in Deuteronomium 8 roept Mozes het Joodse volk op om niet te vergeten wat God heeft gedaan. In onze reguliere geschiedenis is het lastiger om de daden van God te zien, omdat het in de gewone geschiedschrijving niet wordt beschreven. God gebruikt vaak niet de machtigen, maar de eenvoudigen, de onorthodoxen, de andersdenkenden. En dat doet hij in Europa al bijna 20 eeuwen, met radicale gebeurtenissen als gevolg. Gedenk dus wat God in het verleden heeft gedaan. Hij heeft al die eeuwen in Europa geïnvesteerd en verwacht nog steeds rendement.
  4. Erken de zonden en fouten van Gods volk in het verleden. De geschiedenis staat ook vol met schandalige gebeurtenissen door christenen veroorzaakt, met de Kruistochten als belangrijk voorbeeld. Veel actuele zaken van nu houden verband met fouten en zonden in het verleden. De zonden van foute daden en nalatigheid hebben voor een groot deel Europa’s geestelijke kaart van nu bepaald. Veel verschillen van mening tussen christenen hebben er toe geleid dat volkeren, groepen, individuen vandaag nog tegenover elkaar staan. Hoe gaan we daar mee om? Het is belangrijk de fouten uit het verleden te belijden en stappen naar verzoening te zetten: vergeving vragen en schade herstellen. Er komt pas genezing op gang als we eerlijk naar het verleden durven te kijken. Belijden en vergeven vormen het hart van de christelijke levensstijl. Gebroken relaties tasten de integriteit van het “volk van hoop” aan, we communiceren dan geen hoop. En er is dan geen wettelijke macht over de vijand, omdat de handeling hetzelfde is: verdeeldheid in plaats van verzoening.
  5. Accepteer de waarheid over onze tijd en durf het onder ogen te zien. Het ‘christelijke’ Europa heeft de kennis van God bewust naar de achtergrond verdrongen en is zendingsgebied geworden. Europa wordt een werelddeel van geestelijke dwergen. Het huidige heidendom van Europa komt voort uit verwerping van het christendom en is dus taaier dan het voorchristelijke heidendom. Daarom is het nieuwe animisme, het nieuwe paganisme bijvoorbeeld veel aantrekkelijker dan de Islam, die geestelijk voor Europeanen niet interessant is. Maar het nieuwe heidendom is gericht op een generatie die ervaringen zoekt zonder verantwoordelijkheden. Dat klinkt allemaal somber, maar God is niet verrast. Het is niet de eerste keer dat het einde van het christendom wordt voorspeld.
  6. Zie wat God aan het doen is. Fountain ziet zeven tekenen van hoop dat God iets nieuws doet.
    1. Het schudden van God. Onze wereld wordt aan het wankelen gebracht, maar alleen datgene dat gebaseerd is op het Koninkrijk van God zal blijven bestaan (Mattheüs 24:8)
    2. Nieuwe geestelijke honger. En daarbij een boodschap die op eigentijdse wijze, in interactieve bijeenkomsten op ongebruikelijke wijze wordt verkondigd. Deze geestelijke honger biedt een kans voor evangelisatie die is gericht op post-christelijke spiritualiteit (de polytheïsme/pantheïsme diagonaal in het schema)
    3. Gebedsbewegingen, gebedstrio’s en gebedsconcerten nemen in aantal en frequentie en omvang toe.
    4. Een nieuwe visie voor gemeentestichting en kerkvormen. Deze visie komt tot uiting in zoektochten naar alternatieve vormen van gemeente zijn en niet-traditionele vieringen en gemeenschappen. De Alpha-cursus is een voorbeeld.
    5. Afrikanen, Aziaten en Zuid-Amerikanen. Mensen uit deze continenten komen naar Europa om te brengen wat Europa kwijt is: gaven van geloof voor gemeentestichting, gaven van onderscheiding van geesten van animisme, gaven van vrijmoedige verkondiging. Deze mensen komen de kerk in Europa wakker schudden. Zij hebben een hart voor Europa.
    6. Oecumene van het hart. Er is een groeiend klimaat van eenheid en samenwerking ontstaan. Ook hier is de Alpha-cursus belangrijk geweest.
    7. Verzoening. Op veel plekken, binnen en buiten de kerk, worden stappen naar verzoening en overbrugging van verschillen gezet.
  7. Herontdek het evangelie van het Koninkrijk. Er is alleen verzoening mogelijk door het volbrachte werk van Christus aan het kruis. Verzoening is mogelijk op alle terreinen: gezin, onderwijs, economie, kunst, etc. Fountain gaat hierbij in op het wezen van het Koninkrijk, dat Jezus al verkondigde vóórdat hij stierf aan het kruis voor onze zonden en voordat Hij opstond uit de dood. Wat is dan dat Koninkrijk? Jezus verspreidde al goed nieuws ver voor zijn dood en opstanding en hij maakte duidelijk dat het goede nieuws aan alle volken verkondigd moest worden, voordat het einde zou komen. En dit goede nieuws is gericht op het Koninkrijk van God, het woord “kerk” of “gemeente” neemt Jezus nauwelijks in de mond. Natuurlijk gaat zijn hart uit naar de gemeente, Hij is er voor gestorven, maar de opdracht aan ons is om eerst het Koninkrijk van God te zoeken. Het einddoel is niet de kerk, maar het Koninkrijk. En het Koninkrijk is de plek waar de wil van God gedaan wordt. De discipelen moesten het goede nieuws van Gods heerschappij verspreiden, volken tot discipelen maken en hen leren hetzelfde te doen. Christenen hebben hun roeping vaak uit het oog verloren en zijn kerkgericht geworden, in plaats van te getuigen van het Koninkrijk. Het is Gods bedoeling dat elk onderdeel van de maatschappij weer verzoend wordt met Hem, voor elk onderdeel heeft God een plan want het Koninkrijk zal op aarde worden gevestigd. Verlossing door wedergeboorte is essentieel, maar daarna begint de vervulling van de opdracht om het Koninkrijk van God gestalte te geven in de samenleving, door van het Koninkrijk te getuigen, zoals Jezus deed. De kerk is een voorafschaduwing van dat Koninkrijk en door de kerk maakt God zijn wijsheid bekend. Maar de kerk is niet het einddoel.
  8. Aanvaard de verantwoordelijkheid om als zout en licht voor de samenleving te fungeren. Als we het Koninkrijk gaan zoeken moeten we onze verantwoordelijkheid nemen. Niet voor niets worden gelovigen een koninklijk priesterschap genoemd (1 Petrus 2:5), gelovigen zijn een vertegenwoordiger van God en handelen in het belang van God om zijn Koninkrijk op aarde uit te breiden. De Grote Opdracht heeft dan ook drie dimensies: een geografische (“gaat dan henen”, naar elke uithoek van de planeet), een socio-etnische (“maakt alle volken tot mijn discipelen”, bereik alle culturen en bevolkingsgroepen) en een maatschappelijke (“en leert hen onderhouden, alles…”, elk terrein van de samenleving moet onder Gods gezag komen). Het evangelie heeft niet slechts betrekking op persoonlijke verlossing en richt zich niet alleen op kerkelijke activiteiten. Het heeft te maken met de uitbreiding van Gods heerschappij in het onderwijs, de zakenwereld, de kunst, de gezondheidszorg kortom in alle maatschappelijke terreinen. De samenleving moet daar opgebouwd worden volgens de waarden van het Koninkrijk. God roept zijn volk om zijn vertegenwoordiger te zijn op al deze terreinen. Dan zijn we zout en licht zoals Jezus het bedoelde. Helaas heeft de kerk in de loop van de 18e eeuw de gerichtheid op sociale en maatschappelijke thema’s losgelaten, onder meer door een eindtijdleer van ‘doem en ellende’.
  9. Transplanteer de kerk naar de culturen van de 21e eeuw. Het is de vraag of de kerk zoals we die nu kennen, klaar is voor de 21e eeuw. Er is een groeiende kloof tussen de kerk en de omringende samenleving ontstaan. Toch moet de vernieuwingskracht van de kerk niet onderschat worden. Maar de realiteit is dat het imago van de kerk is dat ze irrelevant wordt gevonden voor de samenleving van nu. Sommigen denken dat dat komt omdat de kerk verstrikt is geraakt in het moderne denken en zich hebben geconformeerd aan het tijdperk van de wetenschap. Oftewel: de McDonaldisering van de kerk. Dat vraagt om radicale veranderingen voor de kerk. Radicaal komt van het Latijnse radix, dat wortel betekent: we moeten terug naar onze wortels. Het gaat om de kwaliteit van het leven door de Geest binnen de huidige culturele context, en niet om tradities uit het verleden. Er zijn dan ook talloze vernieuwende manieren van kerk zijn en het is belangrijk aan deze experimenten ruimte te geven. Ook zijn radicale experimenten nodig op het gebied van post-christelijke spiritualiteit, hoe spreek je de zoekers in de New Age beweging aan? Fountain geeft op deze gebieden een aantal aardige voorbeelden.
  10. Werk samen. Niemand heeft individueel het volledige plaatje. We moeten in een juiste relatie staan met andere delen van het Koninkrijk en samen bouwen: plaatselijk, landelijk en in Europa. Er is synergie nodig, want alle delen van het Lichaam doen mee. Samen kan veel meer bereikt worden dan de pogingen van de afzonderlijke leden. Dat vereist dat netwerken worden gebouwd die met elkaar dienstbaar zijn in alle aspecten van de samenleving, dus niet alleen in hun eigen kerk. Elke kerk kan in een eigen deel van de samenleving actief zijn, maar samen vormen de christenen een volk van hoop, en relevante groep mensen die bouwen aan een betere toekomst.
Het boek sluit af met de geloofsbelijdenis dat de basis van onze hoop de Drie-enige God is, de openbaring van de Vader, de opstanding van de Zoon en het onderpand van de Geest. Mar het doel van onze hoop is ook de Drie-enige God, de heerschappij van de Vader, de wederkomst van de Zoon en het herstel van de Geest.

Fountain heeft een interessant, prikkelend boek geschreven dat dwingt tot nadenken en tot bezinning, dat uitstekend gebruikt kan worden in gespreksgroepen en werkgroepen in de kerk en dat motiveert om de hoop die christenen ontvangen hebben als licht en zout in deze maatschappij te brengen.

Sneuper

Leven als een volk van hoop - Jeff Fountain. Uitgeverij Initialmedia, ISBN 90-74319-49-1