donderdag, december 22, 2005

Vergeving en genezing, Ziekenzalving in de christelijke gemeente - M.J. Paul

Omdat ik heb gemerkt dat veel bezoekers mijn weblog bereiken terwijl zij zoeken naar informatie over ziekenzalving, heb ik besloten een uitgebreidere versie van mijn recensie van het boek van M.J. Paul “Vergeving en genezing. Ziekenzalving in de christelijke gemeente” te plaatsen. Ik hoop hierdoor lezers op weg te helpen, waarbij ik eenieder verwijs naar het boek van Paul als startpunt en de daarin genoemde literatuur vanuit allerlei hoeken als vervolg. Een recensie van het boek staat ook hier .

Paul is een hervormd predikant die in zijn eigen gemeente geconfronteerd werd met een verzoek om ziekenzalving, wat leidde tot een diepgravend onderzoek en met (onder meer) dit boek als resultaat. Ik heb het boek weer gelezen en ben er net zo enthousiast over als de eerste keer. Het boek kent een evenwichtige en prettige chronologische opbouw, vanuit de historie wordt gekeken naar het heden waarmee een stevig fundament wordt gelegd voor een Bijbelse benadering van ziekte, genezing en ziekenzalving. Niet de waan van de dag, niet modieuze opvattingen en niet uit balans maar een gedegen studie over een belangrijk thema. Na lezing van het boek heeft de lezer een duidelijke, evenwichtige en onderbouwde visie over de rol van ziekenzalving, en van ziekte en genezing, in de christelijke gemeente. Lichamelijk genezing moet niet ons enige en hoogste doel zijn. Herstel van de relatie met God door vergeving staat voorop. Die conclusie wordt uitvoerig uitgewerkt.

Maar Paul begint met te onderzoeken wat de houding van hedendaagse christenen is ten opzichte van ziekte en genezing. Hierbij gaat het nog niet over ziekenzalving, maar dit is belangrijke informatie om het boek te kunnen positioneren: je moet wel weten hoe je lezerspubliek over het onderwerp ziekte en genezing denkt voordat je iets kan zeggen over ziekenzalving. Cruciaal voor die houding is de scheiding tussen geloof en medische wetenschap; levensbeschouwing is tegenwoordig uitgesloten van wetenschappelijk werk. Men noemt dit ook wel methodisch atheïsme. De doorwerking van zonde in lichamelijke klachten is bijvoorbeeld niet relevant meer in deze benadering. Over het algemeen bestaat er groot vertrouwen in de medische wetenschap, ook onder christenen. Maar er is daarnaast een groeiende aandacht voor alternatieve geneeskunde. Deze vorm van geneeskunde is divers, ook in de mate van geestelijke beïnvloeding, en het is te betreuren dat veel christenen zich hier tamelijk argeloos tegenover stellen. Tot slot kijkt Paul naar de houding ten opzichte van genezingswonderen. Hij ziet dat er in een aantal gevallen sprake is van vergeestelijking van de genezingen in de Bijbel (het gaat dan om genezing van zonde, niet om lichamelijke genezing) en tegelijkertijd een soort berusting (in de tegenwoordige tijd kan bijzondere genezing niet meer verwacht worden) die tot fatalisme kan lijden. In bepaalde evangelische kringen daarentegen wordt genezing soms ‘geclaimd’, waarbij uitblijven van genezing een verwijt aan de gelovige kan worden (namelijk dat er onvoldoende geloof zou zijn).

Hierna schrijft Paul over de visie op ziekte en genezing zoals we die vanuit de Bijbel kunnen zien in het oude Israël en in de Nieuwtestamentische gemeente. Uit de Tora blijkt God in tweeërlei opzicht de Heelmeester voor Israël is: preventief (Hij bewaart zijn volk voor bepaalde ziekten) en curatief (Hij herstelt). Duidelijk wordt ook dat gezondheid de normale positie is en ziekte steeds een oordeel en een straf. Er bestaat goddelijke macht over ziekte en gezondheid. Gezondheid hoort bij de zegeningen van het verbond. In de historische en poëtische boeken worden de in de Tora genoemde beloften en dreigingen gerealiseerd. Uzzia wordt met ziekte gestraft (2 Kronieken 26:16-21) en bij Naäman (2 Koningen 5) en Hizkia (2 Koningen 20:1-11) vinden genezingswonderen plaats. Psalm 91 is in dit verband een bijzondere psalm. Al met al worden ziekte en gezondheid in het Oude Testament vooral vanuit godsdienstige oogpunt bezien.
In het Nieuwe Testament is de situatie anders, zoals al door Jesaja werd geprofeteerd (Jesaja 53 o.a.). Met de komst van Jezus is er sprake van een nieuwe bedeling, waarin vergeving en genezing hand in hand gaan. De genezingen van Jezus zijn onderdeel van zijn taak en zijn een onderpand van de toekomst waarin ziekte niet meer voorkomt. De genezingen zijn niet alleen symbolen van het Koninkrijk, maar ook de eerste vruchten ervan. De aandacht voor genezingen is dan ook groot. Paul heeft geteld: van de 1257 verhalende verzen in de vier evangeliën is 38,5% gewijd aan een beschrijving van Jezus’ genezingswonderen. Duidelijk wordt ook dat ziekte vaak van demonische aard is.
Paul besteedt aandacht aan het verschil tussen lijden en ziek-zijn. Hoewel ziekte en lijden in elkaar kunnen overlopen, heeft lijden een verlossende betekenis en ziekte niet. Lijden is het gevolg van verzet tegen demonische machten, ziekte kan een gevolg zijn van onderwerping aan (berusten in de macht van) de Boze. Voor lijden en ziekte geldt allebei de noodzaak van gebed. Gebed geeft kracht om het lijden te dragen en kracht om te volharden, kracht om de ziekte te overwinnen, innerlijk vooral, soms ook uiterlijk.
Na de evangeliën blijkt er een duidelijke opdracht van Jezus aan de discipelen om genezingswonderen te verrichten, en later wordt beschreven dat apostelen deze wonderen verrichten evenals andere gelovigen. De gave van genezing is dan ook één van de gaven van de Geest en de gelovigen mogen ook nu nog deze gave najagen. De genezingen die plaatsvinden zijn tekenen van het rijk Gods, maar nog niet allen worden genezen: Trofimus, Epafroditus en Timotheüs hebben met ziekte te maken. Maar de nadruk ligt in het Nieuwe Testament op de helende kracht van Jezus.

Twee zeer interessante hoofdstukken zijn degenen die de aanwezigheid van genezingswonderen in de vroege kerk beschrijven (hoofdstuk 3) en onderzoeken wat de oorzaken van afname van de genezingswonderen zijn in de tijd daarna (hoofdstuk 4). Paul toont zich een belezen man en hij ontsluit teksten van vroege kerkvaderen.
De vroege kerk is de periode tot de vijfde eeuw, waarin een toename van (de beschrijving van) genezingswonderen zichtbaar is. De apologeten Justinus Martyr en Irenaeus beschreven bijvoorbeeld genezingen in hun argumentatie met tegenstanders van het christelijk geloof. Zij voeren aan dat genezingswonderen dagelijks gebruik waren. Maar Paul haalt ook Clemens van Alexandrië, Tertullianus, Hippolytus, Novatianus, Origenes en Cyprianus aan die in verschillende boeken schrijven over ziekte en genezing in de kerk van de tweede en derde eeuw. Zij bevestigen dat de gaven van de Geest onderdeel van het leven van christenen waren en zichtbaar werden gebruikt.
In de periode daarna - vierde, vijfde eeuw - ligt de focus op de Griekse kerkvaders en de woestijnmonniken in Egypte. Met name die laatsten - onder meer beschreven door Anthanasius van Alexandrië, Palladius en Hiëronymus - vormden een kolonie die een centrum van zielszorg was en genezing en bevrijding. Tal van genezings- en bevrijdingsgeschiedenissen in hun midden zijn opgetekend. Binnen de Oosters-Orthodoxe kerk getuigen Basilius de Grote, Gregorius van Nazianze, Gregorius van Nyssa en Johannes Chrysostomus van de wonderen van genezing, hoewel met name de laatste aangeeft dat deze minder voorkomen dan voorheen. Aparte aandacht krijgt Augustinus, die in zijn eerste geschriften genezingswonderen sterk vergeestelijk, maar uiteindelijk moet toegeven dat deze toch plaatsvinden in de kerk. Kortom, genezingswonderen kwamen tot in de vijfde eeuw overal in de kerk volop voor, en zijn juist ook beschreven door de kerkvaders die zich beijverd hebben de officiële dogma’s te formuleren. Tegelijkertijd gaat bijgeloof een grotere rol spelen en neemt ook de verering van relieken van heiligen toe.
De reden van de sterke afname van genezingswonderen na de vijfde eeuw wijt Paul aan een aantal ontwikkelingen:
historische en wijsgerige veranderingen. Een grote rol speelde de verheffing van de christelijke gemeente tot staatskerk. Hierdoor ontstond een conventioneel, wereldgelijkvormig christendom beïnvloed door machtspolitiek, waarin officiële theologie belangrijker werd dan heilig leven. Ook de invloed van het neoplatonisme en het wereldbeeld van Aristoteles zijn groot: het wereldbeeld werd rationalistischer en geslotener, met weinig ruimte voor ervaring en goddelijke genezing. Thomas van Aquino is hier een belangrijke woordvoerder van geweest.
Veranderingen in de theologie: Hier vond een verschuiving plaats van het ambt van alle gelovigen (priesterschap van gelovigen) naar het ambt van priester. De betrokkenheid bij de gemeenschap neemt af en het besef dat elk gemeentelid tot de heiligen hoort verdwijnt. Er was angst voor hoogmoed ten aanzien van de geestelijke gaven, die om die reden werden afgewezen in de leer van het vermijden van de gaven (o.a. door Johannes Cassianus). In tal van opzichten werd de hoofdweg, de beoefening van de charismata door allen en het gebed onder handoplegging samen met het zalven met olie en de gebeden, verlaten voor de zijweg van geloof in relieken en voorbeden van heiligen. De zijweg werd hoofdweg.
De gevolgen voor het kerkelijk leven waren de overtuiging dat de gaven alleen voor vroeger waren, vergeestelijking van de gaven (als eerste door Augustinus) en toename van volksgeloof en kritische wetenschap (die met het volksgeloof ook genezingswonderen an sich afwees). Bij de reformatoren Luther en Calvijn is niet een heel verschillende opvatting te lezen.
Paul wijst erop dat door al deze oorzaken de geestesgaven in de marge van de theologie terechtkwamen. De waarschuwing van Paulus in 1 Thessalonicenzen 5:19, “dooft de Geest niet uit”, lijkt toch bewaarheid.

Vanaf dit moment gaat het boek meer focussen op ziekenzalving zelf.
Zo mogelijk nog boeiender dan de hoofdstukken 3 en 4 is het hoofdstuk daarna, dat ingaat in op de ziekenzalving gedurende twintig eeuwen. Daar komen we een aantal schrijvers tegen die we al eerder ontmoetten, zoals Tertullianus en Hippolytus, maar ook iemand als Caesarius van Arles. In de tweede eeuw lijkt de zalving met olie volgens Jacobus 5 verbonden te zijn met de doop. Maar ook daarna blijkt de zalving algemeen in praktijk te zijn gebracht, waarbij dit steeds wordt gezien als een symbool van Gods handelen, in het bijzonder van de werking van de Heilige Geest. In de twaalfde eeuw ontstaat echter een verandering; de zalving wordt een sacrament voor de stervenden in plaats van een middel tot herstel. De voorbereiding op de dood ging voor boven genezing. De praktijk van het laatste oliesel ontstond. De reformatoren Luther en Calvijn verzetten zich hiertegen, met als gevol echter afschaffing van de ziekenzalving in plaats van herstel volgens de tekst van Jacobus 5. Luther gaat uit van de noodzaak van berusting in de ziekte, men moet zich er niet tegen verzetten. Bovendien ontkent hij dat de zalving een sacrament is omdat deze niet door Christus is ingesteld. Bovendien werkt het niet, en daarom moeten wij het niet meer doen. Calvijn erkent wel dat de zalving een sacrament is geweest, maar nu niet meer.
In de Oosters-Orthodoxe kerken is de praktijk van ziekenzalving steeds voortgezet. De Anglicaanse Kerk stond steeds afwijzend ten opzichte van ziekenzalving, maar in de 20e eeuw heeft de dienst der genezing een geïntegreerde plaats in de Anglicaanse Kerk gekregen. Recentelijk zijn er ontwikkelingen in Rooms-Katholieke en Protestantse kerken waarbij ziekenzalving een plek krijgt. In evangelische en Pinksterkringen is ziekenzalving een gebruikelijke praktijk.

afbeelding van heilig oliesel door Rogier van der Weyden, (1400-1464)

Paul onderzoekt dan de wijze waarop ziekenzalving in het Nieuwe Testament aan de orde komt. Lezers krijgen hier een gedegen Bijbelstudie voorgeschoteld, met als kern uiteraard de bekende teksten uit Jacobus 5 en Marcus 6. Terzijde wordt nog aandacht besteed aan de zalving met olie: wat is hiervan de betekenis?
In het Marcusevangelie wordt duidelijk dat ziekte een verstoring van de scheppingorde is. In Marcus 6:7-13 wordt de praktijk beschreven van zalving en genezing, waarbij zalving een actie is die gelijk opgaat met de genezingen en niet als een daad lang daar vooraf. Toch spreekt uit die tekst niet een blijvende opdracht voor de kerk. In Jacobus 5:13-16 is dat wel het geval. Paul besteedt veel tijd aan de uitleg van de Jacobustekst, maar dat is ook logisch gelet op de inhoud ervan. Ook de positionering van de Jacobusbrief zelf krijgt aandacht. De zieke mag de oudsten van de plaatselijke gemeente roepen, het gaat hier niet om de oudsten van de gemeente in Jeruzalem. Aan het weerleggen van die laatste opvatting wordt veel ruimte besteed. Zonde en ziekte zijn in dit gedeelte met elkaar verbonden. Het gaat hier niet om álle zonden, maar om bijzondere zonden, dus een schadelijke, heilloze weg. Als die er zijn, dienen die beleden te worden voordat wordt gebeden en gezalfd. De zalving vindt plaats in de naam des Heren, want de vergeving en genezing kunnen slechts plaatsvinden op grond van het offer op Golgotha. De tekst over ‘oprichten’ is dubbelzinnig. Het kan betekenen dat er een belofte is dat het gelovig gebed de zieke zal genezen en de Here zal hem herstellen, maar ook dat het gelovig gebed de dodelijk zieke de zaligheid zal geven de Here zal hem uit de dood opwekken. De vraag is of deze dubbelzinnigheid bewust is aangebracht. Overigens kan uit het door Jacobus gebruikte begrip van ziekte ook afgeleid worden dat psychische en geestelijke nood hierbij inbegrepen zijn.
Het feit dat er olie wordt gebruikt moet begrepen worden in de zin dat olie als symbool van toewijding van de zieke aan God en aan het werk van de Heilige Geest geldt.

Gebed en handoplegging krijgen een eigen hoofdstuk in dit boek. Onderzocht wordt welke vormen van gebed bedoeld zijn. Jacobus verwijst vrij veel naar gebed: persoonlijk gebed, gebed in kleine kring en gebed in de gemeente. Belangrijk is de belofte dat het gelovige gebed de zieke gezond maakt. De vraag is wat “het gelovige gebed” is. Het gelovige gebed richt zich op de beloften van God. Het is daarom nodig Hem te kennen en te weten wat we aan Hem hebben. We mogen bidden om zaken die Hij beloofd heeft, waarbij de intentie van belang is: gaat het om eigen genoegens of om een leven in wijsheid en tot eer van God? De bidder behoort ‘recht tegenover God’ te staan. Het gaat om een gebed van toevertrouwen aan de Heren, opdat Hij zijn werk zal doen. Er wordt wel gezegd dat het gelovige gebed een speciaal soort gebed, dat op een bepaald charismatisch inzicht stoelt, maar dat wordt hier niet bedoeld. Jacobus richt zich op álle gelovigen.
Uiteraard blijft de vraag staan waarom niet alle zieken genezen. Dat heeft onder meer te maken met de soevereiniteit van God. Maar het kan ook zijn dat er persoonlijke en gemeenschappelijke zonden in de gemeente zijn, waardoor God zijn genezende kracht inhoudt (1 Korintiërs 11:30). Belangrijker is dat in deze gebroken werkelijkheid, ziekte en dood een voorname rol zullen blijven spelen, zonder dat daar altijd een verklaring voor is te geven.
Paul behandelt hier ook de handoplegging omdat aannemelijk is dat bedoeld is dat bij ziekenzalving wordt gebeden onder handoplegging. Het staat er echter niet expliciet. Handoplegging is zowel een Joods gebruik, als gangbaar bij Jezus en de discipelen. En niet alleen bij genezing, maar ook bij tal van andere activiteiten (doop, huwelijk, etc.). Paul behandelt ook voor handoplegging - net als voor andere onderdelen van dit boek - zowel de Oudtestamentische als de Nieuwtestamentische praktijk en de kerkgeschiedenis. Handoplegging en zalving mogen met de autoriteit van Godswege plaatsvinden, waarbij duidelijk moet zijn dat het niet iets magisch is.

Ter afsluiting van het theoretisch deel gaat Paul in op ziekte en genezing in onze situatie: hoe zit dat eigenlijk met genezingswonderen in de laatste eeuwen, hoe wordt dat theologisch gewaardeerd en wat is de relatie met exorcisme en de huige gezondheidszorg? Vanuit de laatste paar eeuwen worden gedocumenteerde genezingen genoemd die onder andere bij Luther, Wesley en Blumhardt hebben plaatsgevonden.
Bij deze gedocumenteerde genezingen doet zich de discussie voor tussen enerzijds de behoefte om deze normatief voor de kerk te zien en anderzijds de sceptische benadering waarin wordt geprobeerd een natuurlijke verklaring te vinden, zoals een doorbreken van psychische blokkades dan wel het ontbreken van medische rapportages. Het maakt nogal uit hoe wonderen worden gedefinieerd: moet het echt een buitengewone gebeurtenis zijn die niet kan worden verklaard uit menselijke mogelijkheden of gaat het ook om goddelijke genezing die natuurlijke regeneratieve krachten in werking zet? Oftewel: als hoofdpijn na gebed verdwijnt, terwijl het voorstelbaar is dat de hoofdpijn ook zonder gebed zou verdwijnen, is het dan een wonder of niet? Maar zelfs bij strenge criteria blijven er een aantal wonderen over. De uitspraak van John Wimber wordt dan ook aangehaald: “als er voor honderd mensen wordt gebeden en slechts één wordt genezen, dan is dat beter dan wanneer voor niemand wordt gebeden en niemand wordt genezen.” De eindconclusie is dan ook dat genezingswonderen in onze tijd nog steeds plaatsvinden.
Ook in dit hoofdstuk wordt ingegaan op het uitblijven van genezing. Vast staat dat uitblijven van genezing niet heeft te maken met gebrek aan geloof bij de patiënt. De houding (geloof) van de voorganger en van de gemeente zijn belangrijke aspecten, evenals het gegeven dat God soms lijden toelaat in een leven. En zo zijn er nog een paar aspecten, maar die hoeven ons niet te weerhouden: de verzoening van Christus maakt het mogelijk dat mensen genezen.
Van belang is te onderkennen wat oorzaken van ziekte kunnen zijn: wetmatigheden in onze wereld (milieuvervuiling, economische systemen, mobiliteit), activiteit van Satan (kan door geloof weerstaan worden), gevolg van een verkeerde levenstijl of zonde zijn er een paar. Verder kan er sprake zijn van occulte belasting, waarbij een aantal symptomen kan wijzen op de noodzaak dit geestelijk terrein te onderzoeken. Het is een factor die als oorzaak van de ziekte onderzocht kan worden nadat gekeken is naar mogelijke lichamelijke en psychische factoren.
Een tekortkoming is dan ook dat in de reguliere gezondheidszorg weinig aandacht wordt besteed aan geestelijke aspecten van ziekte. Lichamelijke afwijkingen zijn ook eenvoudiger te onderkennen en aan te pakken, maar er is nog een wereld te winnen.
Al met al is de erkenning van het bestaande genezende werk van Jezus en het toepassen van symbolen als zalving en handoplegging een daad van gehoorzaamheid en van vertrouwen dat God alles ten goede wenden zal.

En hoe gaat dan ziekenzalving in de praktijk? Daaraan wijdt Paul zijn voorlaatste hoofdstuk.
Het begint bij de vraag van de zieke (Jakobus begint daar ook). Die motieven kunnen geestelijk zijn, maar ook een variant in het toepassen van allerlei alternatieve vormen van geneeskunde (onder het motto ‘baat het niet dan schaadt het niet’). Maar Jacobus wijst nadrukkelijk op een weg van gehoorzaamheid. Ook is het zaak de zalving niet als magisch middel te zien. De oudsten moeten de motieven beoordelen.
De oudsten zelf moeten beseffen hoezeer hun gemeente vertrouwd is met de zalving. In een aantal gevallen zal zorgvuldige overweging en studie en communicatie met de gemeente nodig zijn, wanneer men voor het eerst gaat zalven bijvoorbeeld. Maar ook al is de gemeente er mee vertrouwd: voorbede van de gemeente blijft dringend noodzakelijk en daartoe moet worden opgeroepen.
De oudsten moeten ook naar eventuele zonden vragen bij de zieke en oog hebben voor pastorale hulp aan gezinsleden. Uit dit alles blijkt dat ziekenzalving vooral binnen de plaatselijke gemeente plaats moet vinden. Jacobus bedoelde dat ook. Zelfs uit evangelisatie-oogpunt of bij onwillige kerkeraadsleden zal het streven moeten zijn dat in de plaatselijke gemeente wordt gezalfd.
Het zalven zelf vindt plaats met olie, nadat eventueel eerst gezongen is, gesproken is over de betekenis van zalven en het belijden van zonde, en gebeden is onder handoplegging. Mogelijk is ook dat avondmaal wordt gevierd met elkaar, omdat daar ook de nadruk op de verhoging van Christus ligt. Hoe dan ook gaat van de zalving een krachtig getuigenis uit van het geloof in Christus, de opgestane Heer. Waar Gods vergeving gevraagd en ontvangen wordt, mogen we ook ten aanzien van het lichaam heil verwachten. De genezing is geen doel op zichzelf, maar hangt samen met vergeving. Wie leeft vanuit de vergeving verlangt er naar om - hetzij ziek, hetzij gezond - te leven naar Gods wil en tot zijn eer.

Aan het slot van het boek beschrijft Paul de toegenomen belangstelling voor ziekenzalving en de noodzaak van kerkeraden zich hierop te bezinnen. Ook noemt hij tal van recente publicaties over dit onderwerp, zowel met positieve als met negatieve benaderingen van het onderwerp. Voor wie concreet aan de slag wil staan er tekst- en liedsuggesties in het boek. Kijk ook een op deze pagina voor informatie over het boek van Ouweneel (Geneest de zieken).

Al met al heeft Paul een compleet boek geschreven, dat tegelijkertijd bondig is. In nog geen 170 pagina’s legt hij zowel een theologische basis voor dit onderwerp, verklaart hij (kerk-)historische ontwikkelingen en geeft hij een onderbouwing en een aantal handvatten voor de hedendaagse praktijk van ziekenzalving in de christelijke gemeente. Een knappe prestatie van een begaafd auteur.

Ik heb zelf een aantal zalvingen mogen meemaken en ben geraakt door de wijze waarop dit geloofsopbouwend is. Als in een kleine groep geloof en vertrouwen op Jezus wordt beleefd en beleden, gezamenlijk wordt gebeden en erkend dat God én soeverein, én een liefdevolle Vader én overwinnaar is én een geweldige belofte heeft voor de toekomst, is dat een bijzonder en kostbaar moment. Zoals Paul zegt: als we te snel wegvluchten onthouden we onze gemeenten veel zegen. In de verwachting van die geweldige toekomst is het nu onze opdracht om het evangelie in zijn volle breedte te aanvaarden, inclusief de boodschap van genezing en bevrijding. “De tijd is aangebroken, het Koninkrijk van God is nabij: kom tot inkeer en hecht geloof aan dit goede nieuws.” (Marcus 1:15)

Sneuper

M.J. Paul - Vergeving en genezing. Ziekenzalving in de Christelijke gemeente. Uitgeverij Boekencentrum, ISBN 9023911997

1 opmerking:

Anoniem zei

Bedankt voor deze grondige recensie die een goede indruk geeft van het boek. Ik heb er ook een verwijzing naar aangemaakt op onze website met artikelen over de charismatische vernieuwing. Zie http://www.chariblog.nl/node/109 .