zaterdag, april 22, 2006

Breng veerkracht in je leven – Gordon MacDonald

In dit recent verschenen boek van MacDonald houdt hij een pleidooi voor veerkrachtige mensen. Hij bedoelt daarmee dat zijn gerichtheid de lange termijn is, het christenleven dat een groot deel van het leven duurt en permanent in ontwikkeling is. Hij beschrijft de verschillende elementen die maken dat iemand niet alleen in staat is een leven als christen vol te houden, maar daar ook in te groeien, te veranderen naar Gods beeld en bovendien bijzonder vruchtbaar te zijn en een zegen voor zijn of haar omgeving. Dat vereist aandacht, discipline en doorzettingsvermogen en op de verschillende aspecten daarvan gaat MacDonald in dit boek in. Het is een mooi geschreven, bijna liefdevol boek. Ergens schrijft MacDonald dat mensen hem zien als vader en hij schrijft dit boek ook als een vader. Het staat vol met anekdotes, terugblikken op het leven van MacDonald zelf en citaten van andere mensen. Daarnaast komt hij met analyses van situaties en omstandigheden en weet hij een rode draad goed vast te houden. Het is dan ook een boek dat geschikt is voor mensen die al een tijdje op weg zijn, die al een zekere ‘carrière’ in de kerk achter de rug hebben en zich afvragen wat het leven als een discipel van Jezus hen nog (meer) te bieden heeft, of ze eigenlijk (nog) wel kunnen groeien en welke onderdelen van hun leven specifieke aandacht vragen. Het is een boek voor mensen die een volgende stap willen zetten of die naar een bepaalde mate van verdieping streven. Wie het boek leest weet zich bemoedigd en gesterkt en heeft misschien wel nieuwe visie gekregen voor het volgende deel van zijn leven. Hij of zij is in elk geval gesterkt in de overtuiging dat het niet per se de aanstormende, enthousiaste jeugd is die doelen kan bereiken in of met de gemeente, maar juist de rijpere christenen, ongeacht hun leeftijd maar met inzicht in de moeiten en vreugdes van het leven.


Het boek is netjes verdeeld in vijf thema’s, en die thema’s weer in hoofdstukken. De thema’s zijn als stellingen neergezet:
- Veerkrachtige mensen zijn vastbesloten om over de finish te gaan
- Veerkrachtige mensen houden een inspirerend totaalbeeld voor ogen
- Veerkrachtige mensen werpen de last van het verleden af
- Veerkrachtige mensen oefenen voor de lange afstand
- Veerkrachtige mensen lopen in ‘select gezelschap’

MacDonald trekt in het boek consequent een parallel met hardlopen, niet voor niets is het beeld van een hardloper dominant op het omslag aanwezig. Zelf heeft MacDonald veel hardgelopen en de wijze waarop hij heeft getraind, heeft afgezien en discipline heeft geleerd bij het bereiken van sportieve doelen, past hij ook toe bij het beschrijven van het veerkrachtige leven. In zekere zin is het boek dan ook een hommage aan zijn trainer in zijn jeugdjaren, Marvin Goldberg. Goldberg was atletiektrainer aan de Stony Brook School waar MacDonald heen ging. Zijn naam en zijn manier van werken komen vaak terug in het boek en de lessen die MacDonald leerde van Goldberg trekt hij door in het leven van een discipel van Jezus. Heel raar is de parallel met hardlopen daarbij natuurlijk niet, in Hebreeën 12:1 vind je die parallel ook en Paulus gebruikt hem in 1 Korintiërs 9:24-27. Na een uitvoerige inleiding over Goldberg en de ervaringen op de atletiekbaan, wordt ook elk van de vijf delen voorafgegaan door een beschrijving van een gebeurtenis op de atletiekbaan of bij een hardloopwedstrijd die aansluit bij het thema van dat deel.


Veerkrachtige mensen zijn vastbesloten om over de finish te gaan
In het eerste deel legt MacDonald de nadruk op het bereiken van de finish: niet alleen dát je de finish bereikt is belangrijk, maar ook hóe en in welke positie. Dus veerkrachtige mensen kennen het woord afhaken niet. Dat neemt niet weg dat afhaken een optie lijkt bij elke nieuwe taak of uitdaging. Sommige mensen, zoals MacDonald (maar ook ondergetekende), hebben het ‘gen van de afhaker’ in zich, de neiging om de taak of uitdaging deze keer maar niet te doen, zich niet in te zetten, het over te laten aan anderen. Maar het is belangrijk te beseffen dat mensen het meest vruchtbaar zijn in de tweede helft van hun leven en veerkracht kunnen hebben tot op hoge leeftijd.
Wandelen is dan ook ondenkbaar, veerkracht heeft te maken met volharding en geestelijke groei. Veerkracht opbouwen is dan ook een dagelijkse bezigheid. Het heeft te maken met regelmatige toetsing in spreken, in levensstijl, in liefde, in geloof en in reinheid bijvoorbeeld. Niet over al deze zaken praten en preken is belangrijk, maar het daadwerkelijk najagen ervan. Dat kost veel, gebeurt vaak in het verborgene en gaat gepaard met vernederingen en pijn. Het punt is dat als je blijft drijven op je natuurlijke gaven en talenten, je geen veerkracht ontwikkelt. Je vertrouwt op je eigen kracht en inzichten. Maar dat bassin van natuurlijke gaven en talenten zal langzaam leeg lopen en de vraag is wat dan nog de kwaliteit van het geestelijk leven is. MacDonald stelt daarom dat discipelschap pas zichtbaar wordt in de tweede helft van iemands leven, wanneer wijsheid, intellectuele vitaliteit, lichamelijk uithoudingsvermogen en geestelijk inzicht samenkomen. Het tweede deel van het leven is het beste, het meest productieve deel.
Belangrijk hierbij is dat veerkrachtige mensen een hekel aan doelloosheid hebben. Er moet de bereidheid bestaan om te investeren, het doel te willen bereiken, je leven te benutten. Dat vraagt wilskracht. Veerkrachtige mensen hebben het gezicht van een kampioen. Het leven bestaat uit het volgen van je roeping en je overtuiging. Ook belangrijk is dat de gebruikelijke tegenslagen van het leven je ziel niet laten verschrompelen. Het heeft te maken met doelbewustheid, oftewel discipline en zelfbeheersing. Maar ook: intellectuele precisie en geestelijke diepgang. MacDonald beschrijft het veerkrachtige leven uitvoerig aan de hand van het leven van één van zijn vrienden, een professor van zijn opleiding: Vernon Grounds.

Veerkrachtige mensen houden een inspirerend totaalbeeld voor ogen
In het tweede deel wordt ingegaan op het totaalbeeld, het bouwwerk van je leven, het plaatje dat de coach voor zijn protégé in gedachten heeft. Het geeft richting en hoop en biedt een raamwerk voor groei. Veerkrachtige mensen hebben dan ook een duidelijk besef waar het met hun leven naar toe gaat. Ze hebben de grootst mogelijke visie en laten die door God invullen. Het gaat om het te bereiken doel en het punt van MacDonald – een cruciaal en mooi punt wat mij betreft – is dat er in de kerk teveel nadruk wordt gelegd op de eerste stap, namelijk de keus je leven aan Jezus toe te vertrouwen. Veel minder aandacht is er voor de laatste stap, het grote doel, datgene waartoe Jezus ons oproept in ons doen en laten en als vanzelfsprekend hoort daar de weg tussen de eerste en laatste stap bij. Ook al is er aan het begin reden voor blijdschap, het oog moet gericht zijn op de grote visie: waar gaat dit allemaal heen, hoe kun je groeien, wat betekent “goed over de eindstreep gaan”? Bij de discipelen van Jezus wordt relatief weinig aandacht besteed aan de start, maar vooral aan wat er van hen zal worden. De volgende vragen helpen inzicht te krijgen in dit punt:
  • Waarheen ben ik onderweg, en wat zijn de levensvragen die ik zal tegenkomen?
  • Wat voor mens zal ik worden als gevolg van deze reis?
  • Wat verwacht God van mij tijdens de wedloop?
  • Wat zou ik kunnen bereiden met de mogelijkheden die ik heb?
  • Wat kan ik geven?
De vragen worden beantwoord in het vervolg van dit deel. Als het gaat om de levensvragen die mensen tegenkomen, is het belangrijk te realiseren dat elke periode van 10 jaar zijn eigen levensvragen kent. En naarmate de vragen veranderen, verandert ook de geestelijke interesse. Het is een valkuil voor jonge zangleiders en jonge predikers, dat ze vragen behandelen die voor hén relevant zijn, maar dat ze vergeten welke vragen er nog meer zijn in de gemeente. Dat kan hen vervreemden van een groot deel van de gemeente omdat ze niet beseffen waar de gemeenteleden mee worstelen. En omgekeerd, als je ouder wordt en je geestelijk leven blijft steken bij de vragen die je rond je twintigste had is er sprake van stilstand. Vertrouwde Bijbelteksten kunnen in een latere fase dan ook een heel andere betekenis krijgen of andere inzichten geven dan in een eerdere fase. Gebedsthema’s veranderen ook steeds naarmate de tijd verder gaat.
MacDonald noemt voor elke levensfase een paar relevante vragen:
  • Twintigers denken na over wat voor man of vrouw ze worden, hoe ze zullen verschillen van hun ouders, of ze liefde kunnen geven en liefde ontvangen, wat ze met hun leven zullen gaan doen en welke overtuiging hun leven gaat bepalen.
  • Dertigers krijgen te maken met lange termijn verantwoordelijkheden en moeten persoonlijke vrijheden gaan inleveren voor verplichtingen. Vragen zijn hoe prioriteiten gesteld moeten worden en welke idealen nog bereikt kunnen worden. Dertigers kunnen leeg, vermoeid, verward en op drift zijn in hun geestelijk leven, vragen zich af of ze nog wel tijd hebben voor geestelijk leven en waarom ze geen beter mens zijn.
  • Veertigers worden geacht stabiel te zijn. Maar hun vragen gaan over hoe ze waren als kind en wat de invloed van het verleden is op wie zij zijn. En vragen waarom andere mensen het beter doen dan zij. Of wat zij nog kunnen betekenen voor hun generatie. Sommigen geven de strijd op en begraven hun dromen, ze krijgen een defensieve levenshouding. Anderen verlangen naar hun jeugd en proberen er naar terug te keren.
  • Vijftigers vragen zich af waarom de tijd zo snel gaat en of ze al oud aan het worden zijn. Hoe kunnen ze hun huwelijk nieuw leven inblazen en wie zijn die jonge mensen die hun plekje willen innemen? Hoe ga ik om met angsten en twijfels en is er genoeg geld voor de tijd na het pensioen?
  • Zestigers bereiken de jaren dat angst en twijfel kunnen toeslaan. Wanneer hou ik op met wat ik altijd gedaan heb? Heb ik nog genoeg tijd om de dingen te doen waarvan ik heb gedroomd? Wie van ons overlijdt het eerst? Waar heb ik spijt van? Is er leven na de dood?
  • Zeventigers en tachtigers vragen zich af of de mensen nog wel weten wie zij zijn. Doet hun verhaal er nog wel toe en is er nog iets waar ze een bijdrage aan kunnen leveren? Over welk deel van hun leven hebben ze nog iets te zeggen? Zijn ze klaar om te sterven?
Veerkrachtig mensen willen een christelijk karakter aankweken, ze willen authentiek zijn en zijn meer gericht op het proces dan op de positie. Je karakter is de diepe onderstroom van je wezen, dag na dag. Die diepe onderstroom moet worden bewaakt en zonodig gecorrigeerd en gerenoveerd. Oppervlakkige veranderingen houden geen stand; meestal val je na een tijdje weer terug naar het gebruikelijke patroon. Karakterverandering gaat dieper. Het vereist geestelijke zelfdiscipline die zelfonderzoek doet. Wie een christelijk karakter wil kweken kent de noodzaak van zorgvuldige bewaking van normen en waarden die hij zich eigen heeft gemaakt door een levenslange omgang met de Schrift en toepassing van het Woord. Karakter leidt echter niet altijd tot succes. Je werkt niet aan je karakter voor het succes, maar omdat het de juiste weg is, een levenswijze die God behaagt.
Veerkrachtige mensen wachten op Gods roeping. Een roeping is een oproep tot een levenswijze, een verantwoordelijkheid, een taak op lange termijn. Het is de erkenning dat je aan God verantwoording schuldig bent over de invulling van je leven. Je vraagt je dus af: in welke richting moet mijn leven gaan en hoe moet ik omgaan met de mogelijkheden en de fijngevoeligheid waarmee God mij heeft gezegend? Roepingen hoeven overigens niet een strikt godsdienstig karakter te hebben. Denk aan Bealeël en Oholiab die de Tempel moesten versieren, Ester die haar volk redde, Nehemia die de muur herbouwde, Daniël die de overheid diende. Een roeping is dus een belangrijke transactie tussen God en mensen die geloven dat Hij betrokken is bij aardse zaken. Het is een aaneenschakeling van ‘gefluisterde woorden en gebeurtenissen’ die de ziel in beslag nemen en een mens erop wijzen dat God spreekt. De echtheid van een roeping wordt meestal bevestigd door anderen, die het unieke werk van Gods Geest in iemand zien.
En een roeping heeft iets met begaafdheid te maken. Christenen met een visie geloven in begaafdheid. In de Bijbel worden gaven zichtbaar in vaardigheden, maar ook in karakter en begaafdheid. Mensen met een grote visie beseffen dat er wel duizend projecten zijn waaraan ze hun bijdrage kunnen leveren, maar ze weten ook dat ze aan slechts enkele daarvan maximaal kunnen bijdragen, op grond van hun begaafdheid. Die begaafdheid past over het algemeen bij de roeping, maar wordt ook zichtbaar in een zekere vanzelfsprekendheid van gedrag. Ook leidt de begaafdheid tot resultaten.
Veerkrachtige mensen willen ruimhartig door het leven gaan. Ze zijn tot over hun oren betrokken bij de dienst aan Gods koninkrijk. Ruimhartigheid is het echtheidskenmerk van veerkracht, en het tegenovergestelde van een leven dat gevangen zit in materialisme, egoïsme en genotzucht. Het gaat niet om geld, het gaat om de vraag: ”welk deel van mij kan ik met anderen delen of weggeven?” Het gaat om het geven wat je bent en wat je hebt. Wat kan je uitdelen of wat kan je doen?

Veerkrachtige mensen werpen de last van het verleden af
In deel drie onderzoekt MacDonald hoe je omgaat met het verleden. Veerkrachtige mensen zien de rauwe feiten onder ogen – van hun fouten, hun ervaringen, hun zonden en hun zegeningen – en ze leren ervan. Zo herstellen zij het verleden.
In je innerlijk leven draagt iedereen dingen van ‘gisteren’ met zich mee, de ervaringen en invloeden vanaf je geboorte tot op het huidge moment. Deze ‘gisterens’ kunnen een sterke invloed op het hier en nu uitoefenen: je keuzes, je zelfbeeld, je vriendschappen, je begrip van God. Als de ‘gisterens’ goed worden hersteld geven ze kracht voor vandaag, zo niet dan kunnen ze chaos aanrichten. Als zaken niet zijn hersteld, kunnen ze diep van binnen sluimeren en van tijd tot tijd de kop opsteken. Een niet hersteld verleden, niet herstelde fouten en ervaringen, gaat niet weg. Als je niet-verwerkte herinneringen in je hart meedraagt is het enige dat nodig is om ze naar boven te laten komen een moeilijk moment. Veerkrachtige mensen leggen het kinderlijke af en werken voortdurend aan het herstel van hun ziel, zoals de permanente renovatie van een huis.
De kracht en het bereik van het geheugen zijn enorm. De indrukken van iedere gebeurtenis worden erin opgeslagen en wanneer we er het minst op rekenen, beïnvloeden deze herinneringen ons in het hier en u. Daarom is het belangrijk je herinneringen in een goede staat te bewaren om te voorkomen dat ongezonde herinneringen je houding en gedrag gaan overheersen. En de belangrijkste bouwstenen van onze levensvisie worden al in de eerste kinderjaren opgeslagen. In die jaren leren we gevoelens kennen, liefde geven en liefde ontvangen, communicatie, vertrouwen in onszelf of juist niet, etc. Wanneer veerkrachtige mensen een verband bespeuren tussen het verleden en het heden, vragen ze God om kracht, inzicht en de juiste aanpak. Waar nodig maken ze dingen in orde.
De meeste herinneringen passen in één van drie categorieën:
  • Ze gaan over de mensen die je sterk hebben beïnvloed, ten goede of ten kwade
  • Ze gaan over grote thema’s, al dan niet nobel, die je hebben geleid
  • Ze gaan over de grote gebeurtenissen, die je hebben veranderd, zowel de blijde als de droevige.
Je zou je leven in blokken van vijf jaar kunnen verdelen en in ieder blok de namen schrijven van invloedrijke mensen, grote thema’s en belangrijke gebeurtenissen. Je kan dan kijken of in die blokken je ideeën zijn veranderd, welke waren fout of misleidend?
De vragen die uit de stapel herinneringen naar boven komen zijn: wat doe ik ermee, wat zijn de voornaamste reacties op dit verleden? Mensen in de Bijbel hadden ten minste vier antwoorden: berouw, de discipline van de vergeving, leven in dankbaarheid en zoeken naar wijsheid. Over deze vier antwoorden gaan de volgende vier hoofdstukken in dit deel.
  • Oefenen van berouw. Er zijn drie manieren om het verleden te herstellen. De eerste is alles afwimpelen en alleen in het heden leven en misschien in de toekomst. Dit is de ontkenning, je kan het antwoord zoeken in afleidingen en je blijft het verleden dan voor: je rent er voor weg. De tweede manier is de last accepteren en ermee verder leven. De last zal dan steeds zwaarder worden en een obsessie kunnen worden in je leven. Je draagt permanent een geheim met je mee. De derde manier is herstellen, iets dat mogelijk is door de genade van Jezus Christus en zijn dood aan het kruis. Herstel begint met berouw en door berouw kan God de last wegnemen die we met ons meedragen. Het is de erkenning van zonde, van het feit dat je je doel hebt gemist. Je verzorgt je innerlijk leven door op zoek te gaan naar gebeurtenissen en reacties waarmee je God en de mensen om je heen pijn hebt gedaan. Je benoemt ze en neemt de verantwoordelijkheid ervoor op je. Hoe ouder je wordt, hoe geraffineerder de uitvluchten en verklaringen en verzachtende omstandigheden kunnen worden. Maar belangrijk is de erkenning dat diep in je binnenste je failliete ziel ontdekken. De last wordt pas weggenomen door met open hart God tegemoet te treden, niets achter te houden en geheel te vertrouwen op de liefde en genade van Jezus.
  • Snel om te vergeven. Vergeving betekent: je geheugen reinigen van hatelijke gevoelens jegens andere mensen. Het betekent het prijsgeven van het recht op wraak en vergelding. Het is erkennen dat je gefaald hebt en dat je op hetzelfde niveau staat als iedere andere overtreder. Vergeving is een proces, want het is de menselijke natuur vreemd. De voorkeursreactie is namelijk wraak. Dus het vereist discipline om geen vergelding te eisen en te denken alsof er niets is gebeurd.
  • Overvloeien van dankbaarheid. Een ander trekje van het menselijk geslacht is de onwil om dankjewel te zeggen. Maar veerkrachtige mensen zoeken naar dingen die hen dankbaar maken. Ze bedanken mensen die een invloed op hun leven hebben gehad, ze danken God voor zijn ontelbare zegeningen. Dankbaarheid betekent terugkomen op het toneel en erkennen wat er is gebeurd en door wie. Ook dankbaarheid vergt discipline, het is het besef dat je geen rechten of aanspraak op zegeningen kan laten gelden. Veerkrachtige mensen gebruiken woorden als waarderen, dankbaar en verschuldigd.
  • Wijze lessen trekken uit het verleden. Veerkrachtige mensen kijken verder dan een gebeurtenis zelf, maar wil er alle wijsheid uit halen die erin zit: zij denken na en willen weten wat erachter zit. Wie moed, geestelijke diepgang en vertrouwen in Gods voornemens wil ontwikkelen, moet tijd nemen om inzicht te verwerven in wat er is gebeurd. Het begint met vragen stellen over de dingen die je ziet: “wat betekent dit? (waarom is het een succes of mislukking geworden, hoe had het beter gekund, wat heeft het gekost en zijn die kosten gerechtvaardigd)”. Een tweede punt is vooruitkijken: “waartoe zal dit leiden (wat zijn de mogelijke onbedoelde gevolgen, zijn er precedenten, welke beslissingen of keuzen zijn er nu te verwachten)?
Veerkrachtige mensen oefenen voor de lange afstand
Deel vier benadrukt dat het leven meer is dan een snelheidsexplosie, het is een marathon die uithoudingsvermogen vraagt, vastberadenheid en een eindspurt vlak voor de finish. Dat kan alleen door het najagen van zelfbeheersing, alweer: discipline. In feite is dit deel één lang pleidooi voor discipline. Het punt dat MacDonald maakt, is dat de mens het meest vrij is wanneer hij onder discipline staat. Want als je dat niet doet, ben je slaaf van je lichamelijke impulsen. Je gedachten en je wil zijn niet meer helemaal van jezelf maar zijn in de macht van je lusten en daardoor in de macht van degenen die je lusten bevredigen. Dan bereik je het tegenovergestelde van vrijheid. Het is echter nodig lange tijden van gebed te hebben, overdenking, Bijbelstudie, opoffering, lijden zonder te klagen.
Tegenwoordig is zelfbeheersing niet zo’n populair thema meer. De nadruk ligt veel meer op de glans van prestaties dan op de doorzetting die ervoor nodig is. Als je je leven onder controle wilt hebben, hangt daar een prijskaartje aan. MacDonald geeft als definitie van discipline: doelbewust lijden, dus eisen stellen aan lichaam, ziel en geest. Tegen nederlagen en vernedering aanlopen, want de voldoening wordt vaak lang uitgesteld. Je wordt niet populair door je inspanningen, men applaudisseert pas bij de finish. Discipline versterkt de wil en je bent beter in staat moed te verzamelen als het leven zwaar wordt. Discipline brengt geestelijke gaven en bekwaamheden op het hoogst mogelijke niveau. Discipline kweekt weerstand. En discipline leidt tot uitmuntendheid in leven en werk.
Eén van de noodzakelijke disciplines is lichamelijk fit blijven en zorgen voor je lichaam. Dat is een zaak van goed rentmeesterschap: zorgen voor wat God ons in beheer heeft gegeven. Daar komt nog iets bij. Als er op één gebied geen zelfbeheersing is, slaat dat meestal over op andere gebieden. Iemand die zijn eetpatroon niet in bedwang heeft dreigt ook geestelijk in discipline achteruit te gaan, evenals op financieel en seksueel gebied. En andersom: wie in staat is zijn lichaam zijn wil op te leggen, lukt dat ook op andere gebieden.
Veerkrachtige mensen ontwikkelen ook hun verstand. Er bestaat ook zoiets als de discipline van het denken, de noodzaak je intellectueel te ontwikkelen. Het voorkomt dat je gedachten van anderen overneemt zonder de dingen zelf te onderzoeken, het voorkomt dat je op alles het ‘correcte’ antwoord geeft wat in bepaalde kringen overheerst. Het geoefende verstand verzet zich tegen een clichématige manier van denken. Je oefent je verstand door te lezen, maar ook door je bewust open te stellen voor mensen die beter en slimmer zijn dan jij. Het gedisciplineerde verstand is een meester in het stellen van vragen.
Een ander aspect is het in toom houden van je emoties. De meeste mensen hebben een innerlijk reactiemechanisme dat niet per se wordt beheerst door de logische verantwoordelijke helft van je hersenen. Emotionele reacties kunnen je verrassen, als een storm plotseling opsteken en je in een hinderlaag lokken. Veerkrachtige mensen laten hun emoties aansluiten bij de realiteit: ze zijn op de juiste wijze en de juiste momenten droevig, blij, boos of uitgelaten. Ze weten dat gevoelens een belangrijk deel van het leven uitmaken, maar staan niet toe dat deze de eindbeslissing hebben. Het gaat niet om apathisch of stoicijns zijn, maar om de juiste beheersing en juiste beleving. Je beheerst je emoties als je ze niet toestaat waarheden tegen te houden die je moet horen (bijvoorbeeld boos mensen afwijzen die je willen vermanen). Je leert je emoties beheersen als je ze niet toestaat je overtuiging van goed en kwaad te overstemmen. Je leert je emoties beheersen als je op de rustdag tijd neemt om de gevoelens te onderzoeken die op dat moment de overhand hebben (passen ze bij de situatie, heb je reden om in de put te zitten, is er een terechte woede?). Tot slot leer je je emoties beheersen als je ze zorgvuldig omzet in verantwoorde daden. Een voorbeeld hiervan is als we geschokt of ellendig zijn door iets wat we in de media zien (honger, geweld), maar onze emoties even later zijn vergeten ondanks dat we vinden dat “iemand” iets moet doen. Er is bij jezelf op zo’n moment een sterke emotionele drang om iets te gaan doen, die snel weer verdwijnt. Het gevaar daarvan is dat je op de lange duur steeds minder gemotiveerd wordt om iets te doen. Een emotie moet worden omgezet in de realiteit van het leven om gemotiveerd te blijven.
Vervolgens gaat het om het snoeien van je ego. Het ego staat centraal in het innerlijk en heeft daar een enorme geldingsdrang. Het ego behoort tot Gods scheppingswerk, maar is aangetast door een geestelijk virus. Het is in potentie vernietigend en moet onder de duim gehouden worden, daarom praten christenen zoveel over nederigheid. Het betekent niet dat je een lage dunk hebt van jezelf of dat je minder over jezelf denkt dan over anderen, het is de vrijheid om helemaal niet over jezelf te denken. Het ego heeft een onverzadigbare expansiedrift. De kwestie van het ego is waarschijnlijk de grootste worsteling in je leven, tot aan je dood. Het ego wordt op gevaarlijke wijze gevoed, als je iedere gelegenheid benut om je levensstandaard te verhogen op een wijze die je apart zet van minder welgestelde mensen. Je komt gemakkelijk in de verleiding de mensen iets te laten zien of horen waarom ze jou kunnen bewonderen. Maar het ego wordt op zijn plaats gezet als je aandachtig luistert naar hen die het meest van je houden en naar hen die je bekritiseren. Critici confronteren je met de donkere kanten en je slechte beslissingen.
Tot slot van het deel over de lange afstand, gaat MacDonald in op het zoeken van de tegenwoordigheid van God. Geestelijke discipline begint met tijd. Tijd om God te aanbidden, tijd om de Bijbel te lezen, tijd om te bidden, te danken, de gebeurtenissen van de vorige dag te overdenken en je te richten op wat God zegt over de dag die voor je ligt. Aanbidding is het noemen van Gods buitengewone eigenschappen (bijv. heilig, rechtvaardig, majesteit, eeuwig) en zijn grote daden in de geschiedenis (bijv. veranderend, zendend, belovend, komend). Lezen natuurlijk de Bijbel, maar ook christelijke klassiekers. Gebed voor de wereld, gezin, vrienden, de kerk, maar ook jezelf: wijsheid bijvoorbeeld. Dankzegging voor alle goede dingen die iedere dag gebeuren en de lessen die je daaruit kunt trekken en voor onderdelen van je leven. Overdenking (bespiegeling, meditatie) waarin je de betekenis van de dingen zoekt, de lessen die er te leren zijn, de zegeningen en verhoringen. Richting zoeken over leiding, prioriteiten, wat aandacht verdient, je ziel afstemmen op God zodat je je van zijn leiding bewust mag zijn.

Het laatste deel van het boek behandelt het gegeven dat veerkrachtige mensen in ‘select gezelschap’ lopen.
Voor veerkracht zijn persoonlijke relaties belangrijk, vriendschap heeft grote betekenis. Select gezelschap is het kringetje van intieme vrienden die er altijd zullen zijn, lang nadat de lampen van het snelle leven zijn gedoofd. Het is misschien wel de belangrijkste schat die iemand ooit op aarde zal vinden.
Veerkrachtige mensen kennen de waarde van het ‘blijven hangen’, daarmee bedoelt MacDonald het vriendschappelijk bij elkaar zijn zonder agenda of programma’s, maar alleen vanwege het vriendschappelijke gezelschap. Vaak is het merendeel van je contacten gebaseerd op problemen van mensen, of taken in de kerk, of wat dan ook. Maar het is belangrijk te bouwen aan ongedwongen vriendschappen. De marathon van het leven is niet mogelijk zonder een hechte vriendenkring. De mensen die met je samenwerken, in de buurt wonen, met je naar de kerk gaan vormen slechts korte relaties. Je moet echter een paar mensen hebben die met je optrekken, tot het graf. Het is de sympathiegroep van tien tot vijftien mensen, die in diepe rouw zouden zijn als iets je overkomt, dus niet de toeschouwers in je leven.
Er bestaat een gevaar van een geïsoleerd leven. Christelijke leiderschap is meestal in handen van mensen die niet weten hoe ze gezonde, warme relaties moeten opbouwen en die, in plaats daarvan, hebben gekozen voor beheersing en macht. Veel leiders zijn mensen geweest die niet in staat waren liefde te ontvangen of te geven. Maar vriendschappen moeten boven je prioriteitenlijstje staan. Vaak denk je dat het belangrijker is het grootste deel van je tijd te besteden aan mensen die herstel en redding nodig hebben. Je kan denken dat een gesprek niets om het lijf heeft, als het niet gericht is op het herstel van iemands gebroken leven of hem te helpen bij het stellen van prioriteiten. Maar het tegendeel is waar. Het opbouwen van een vriendenkring is echter niet aantrekkelijk als je niet wilt worden aangesproken op je levensstijl, je opvattingen of je wandel met God. Vriendschap met diepgang levert vermaningen op, terechtwijzingen en waarschuwingen. Velen zijn bang om opnieuw verwond of verraden te worden. Maar zoals God steeds genadig is naar ontrouwe mensen zoals wij, zo mogen wij dat ook zijn naar de mensen om ons heen. Een veerkrachtig leven leid je niet alleen.
Veerkrachtige mensen weten hoe vriendschap werkt, namelijk dat je het leven niet doorkomt zonder het gezelschap van enkele intieme vrienden. Door hechte verbondenheid met vrienden krijg je een scherpere kijk op de realiteit van het leven rondom je. Het is prettig om in vriendschappen jezelf te kunnen zijn, maar je hebt relaties nodig die je aansporen beter te worden dan je nu bent. Een gelukkige vriendenkring met Jezus in het middelpunt is misschien wel het belangrijkste getuigenis dat volgelingen van Christus kunnen geven.
Veerkrachtige mensen zoeken een ‘bepaald soort’ mensen en het zoeken naar die ‘happy few’ is een van hun eerste prioriteiten. En daar horen verschillende typen in thuis:
  • Wie is je coach (discipel, mentor en leraar)? Dat is degene wiens woord en wiens mening je vertrouwt. Het is de persoon die jou het meest getrouwe beeld van jezelf geeft. Coaches zijn niet moeilijk te vinden voor wie wil leren.
  • Wie verruimt je blikveld (wie is een denker?). Dat zijn mensen die niet bang zijn je argumenten door te prikken. Ze zetten vraagtekens bij je ideeën en leggen je onwetendheid bloot, maar helpen ook je kennis te vermeerderen.
  • Wie luistert naar je en moedigt je aan om te dromen? Er zijn mensen nodig die naar je dromen luisteren en je kunnen laten zien waar de mogelijkheden zijn om ze waar te maken.
  • Wie zal je beschermen? Dat is de vriend die niet toestaat dat anderen je zwartmaken of je in een verkeerd daglicht stellen, hij zal ervoor zorgen dat de waarheid wordt gesproken.
  • Wie deelt in je tranen? Wie staat dicht genoeg bij je om te weten wat er speelt, dicht genoeg om aan te voelen wanneer het nodig is om te delen in je tranen?
  • Wie wijst je terecht? Is er iemand die zoveel van je houdt, dat hij of zij bereid is je terecht te wijzen? Charles Simeon schreef: “Satan wil ons maar al te graag op onze sterke punten wijzen, maar alleen een trouwe vriend zal je daarvoor behoeden en op je tekortkomingen wijzen”.
  • Wie speelt met u? Het gaat om de momenten van de dag dat al het werk ophoudt, dat er niet over werk wordt gepraat en dat verfrissing van lichaam en ziel de hoogste prioriteit heeft.
  • Met wie van uw ‘happy few’ zoekt u Gods aangezicht? Met wie streef je een gemeenschappelijk geestelijk doel na, bid je samen, groei je samen, dien je samen? Vaak vinden mannen dit aspect moeilijk en voelen ze zich ongemakkelijk om hun vrouw of vrienden uit te nodigen voor gemeenschappelijk gebed. Je wordt er verlegen van, vindt het moeilijk samen te bidden, waarschijnlijk omdat het een erkenning is van je eigen zwakheid en afhankelijkheid, omdat er iets uit je innerlijk blijkt dat verborgen moest blijven. Maar gezamenlijk gebed is essentieel, voor al die momenten in het leven. Als het je lukt om het toch te doen, geeft het veel bevrediging.
Met deze opsomming van het selecte gezelschapbesluit MacDonald het boek, dat wil zeggen: hij sluit af met een brief aan Goldberg die hij nooit verstuurde (want Goldberg is overleden) waarin hij alle thema’s nog eens opsomt. Dit boek laat je achter met een motivatie er iets van te maken, veerkrachtig te worden en vol te houden en vruchtbaar te blijven tot op hoge leeftijd.

Sneuper

ISBN 9060675142, Uitgeverij Gideon, € 18,00

vrijdag, april 07, 2006

Moderne wetenschap in de Bijbel - Ben Hobrink

Ben Hobrink, van oorsprong bioloog, heeft een zeer goed leesbaar boek geschreven waar het enthousiasme voor de Bijbel van afspat en met name het opdelven van relevante informatie in het licht van actuele wetenschappelijke discussies. Het boek van Hobrink is op zichzelf niet wetenschappelijk. Dat wil zeggen, hij beschrijft op hoofdlijnen actuele wetenschappelijke discussies en laat zien op welke punten wetenschappelijke theorieën of conclusies afwijken van de Bijbel. Vervolgens onderzoekt hij mogelijke alternatieve verklaringen voor de vermeende verschillen, die hij in meer of midnere mate onderbouwt.
Hobrink schreef dit boek niet om de Bijbel te verdedigen, maar om anderen te laten delen in zijn verwondering over de relevantie van Bijbelse voorschriften.


Het boek levert daarom op zichzelf geen definitieve antwoorden, maar laat op zijn minst zien dat het kijken naar de wereld van de wetenschap met een Bijbelse bril prikkelend en verrassend is en op veel punten een nieuwe kijk kan geven. Ook zaagt het aan de fundamenten van een aantal ‘vaststaande’ opvattingen. Dat het vervolgens zelf geen definitieve antwoorden geeft is niet erg; het gaat erom dat duidelijk wordt dat de huidige stand van de wetenschap geen definitieve antwoorden biedt, en dat meer duidelijkheid ontstaat over de beperkte houdbaarheid van een aantal cruciale hedendaagse opvattingen.
Het probleem is natuurlijk dat we Hobrink op zijn woord moeten geloven. Uiteraard zal hij geen leugens schrijven, maar hij heeft in zijn betoog beide kanten van het argument geselecteerd. Hij heeft de keuze bepaald uit de actuele wetenschappelijke discussies en we moeten hem vertrouwen dat zijn weergave van de stand van de wetenschap adequaat is. Tegelijkertijd haalt hij bewonderenswaardig veel publicaties aan die een ander licht werpen en ook daarin moet de lezer zijn keuze vertrouwen. We weten bijvoorbeeld niet of hij bij het beschrijven van de beide kanten van de argumenten heeft geput uit algemeen aanvaarde bronnen, uit tamelijk obscure bronnen en of de theorieën die hij beschrijft actueel zijn, breed gedragen, of juist niet.
Om deze redenen is dit geen wetenschappelijk boek. Maar misschien is dat ook wel de kracht ervan, het biedt nu door de laagdrempeligheid een groot lezerspubliek de kans kennis te nemen van verschillende opvattingen. Duidelijk is in elk geval dat er veel meer te zeggen is over allerlei takken van wetenschap dan wat ons in het dagelijks leven bereikt, namelijk de conclusies op basis van - laten we zeggen - atheïstische theologie die niet eens probeert de feiten uit de Bijbel in overeenstemming te brengen met de eigen conclusies maar vaak zelfs juist probeert de verschillen uit te vergroten.
Over de stijl van Hobrink valt ook nog wel wat te zeggen. Zijn tekst is doorspekt met terloopse opmerkingen over de domheid van verschillende hedendaagse theorieën en hij laat ook niet na keer op keer triomfantelijk uit te roepen dat de Bijbel de reguliere wetenschap 3500 jaar vooruit is. Regelmatig begeeft ook Hobrink het pad van de interpretatie zonder de feiten voor zichzelf te laten spreken. Ook daardoor boet het boek in aan wetenschappelijkheid en krijgt het meer het karakter van een essay of opiniërend stuk. Maar hoe dan ook: dit boek bevat een stortvloed aan feiten en de literatuurlijst is indrukwekkend. Ik heb groot respect voor de enorme hoeveelheid informatie die op deze bladzijden is verzameld.

Hobrink benadrukt terecht dat de Bijbel niet is geschreven als wetenschappelijk werk. Het doel van de Bijbel is te wijzen op Jezus Christus en te vertellen hoe de mens verzoend kan worden met God. Veel feiten worden daarom terloops genoemd en niet altijd volledig uitgewerkt. Maar dat past bij het karakter van de Bijbel en kan dus niet als verwijt gelden. De uitdaging is om deze feiten in te passen in wat binnen de wetenschap bekend is geworden. Ten tweede zijn veel sociale wetten verpakt in religieuze opdrachten. Dit kan verwarrend zijn, maar is bedoeld om te zorgen dat het volk Israël zich er ook echt aan zou houden.

Cruciaal argument voor Hobrink is dat de Bijbel vol staat met feiten die de auteurs niet konden weten en voorschriften waarvan de auteurs de effecten niet konden overzien. Recente wetenschappelijke ontdekkingen bevestigen de waarde van deze feiten en voorschriften. Dergelijke zaken vormen de sterkste onderbouwing voor het gegeven dat de Bijbel geen product is van mensen, maar geïnspireerd is door God zelf: er is geen andere manier waarop deze informatie in de Bijbel had kunnen terechtkomen.

Het boek is rond een aantal thema’s gegroepeerd: bestrijding van epidemieën, hygiëne, voeding, natuurwetenschappen, schepping of evolutie, de betrouwbaarheid van de bijbel en nog een paar losse observaties en opmerkingen. Ik zal op elk van deze onderdelen kort ingaan.


Bestrijding van epidemieën
In de eerste plaats wordt getoond hoe effectief de voorschriften in de Bijbel waren tegen de verspreiding van geslachtsziekten. Dit was nodig omdat het volk Israël in contact zou komen met de Kanaänieten, een losbandig volk met een zeer vrije seksuele moraal. Aangenomen mag worden dat geslachtsziekten vrij algemeen voorkwamen bij de Kanaänieten, met een lage levensverwachting en hoge onvruchtbaarheid tot gevolg. De voorschriften in de wet van Mozes blijken buitengewoon effectief te zijn in de bestrijding ervan.
Verder zijn tal van middeleeuwse epidemieën, in het bijzonder de pest maar ook lepra, mede door gebrek aan adequate omgang met zieken en ziekmakende omstandigheden zeer schadelijk geweest. Door toepassing van quarantaine van patiënten en verhogen van hygiënische omstandigheden (in het bijzonder afvalverwerking en de wijze waarop men menselijke ontlasting scheidde van de leefomgeving) nam de intensiteit van de plagen af. Daarnaast bevat de Bijbel verschillende ‘kleinere’ geboden die achteraf met name effectief blijken bij het voorkomen van bacteriële besmetting.
De wetten van Mozes zijn met name effectief in primitievere omstandigheden - veel van wat daarin staat is in het Westen volstrekt normaal. In grote delen van de wereld bestaan die primitieve omstandigheden nog steeds en blijken ook nog tal van epidemieën te bestaan, met name omdat voor de hand liggende Bijbelse regels niet worden toegepast.

Hygiëne
Het is evident dat het reinigen van handen en kleding na contact met zieken of doden noodzakelijk is. Hobrink schetst echter de moeizame wijze waarop deze overtuiging gemeengoed werd in de 19e eeuw, terwijl de uiteindelijke conclusies niet afwijken van wat de Bijbel al voorschrijft.
Niet alleen de artsen, maar het hele volk Israël moest regelmatig het hele lichaam en alle kleding wassen. In onze samenleving is het jezelf regelmatig wassen pas sinds een paar eeuwen gemeengoed, maar het blijkt noodzakelijk te zijn bij het voorkomen van allerlei aandoeningen die het volk Israël bespaard bleven of konden blijven.
De uiterst gedetailleerde voorschriften over de bescherming van voedsel (bescherming tegen dode dieren, bescherming van water) blijken zeer effectief te zijn bij het voorkomen van schimmels en bacteriële besmetting van het voedsel. Ook de verspreiding van parasieten werd effectief tegengegaan. Toch is pas redelijk recent het bestaan van parasieten en bacteriën aangetoond en werd de noodzaak van bescherming van voedsel daartegen benadrukt. In de Bijbel was dit allemaal al voorzien.
Tot slot heeft Hobrink een boeiende uiteenzetting over besnijdenis opgenomen. Niet alleen blijkt de achtste dag de meest ideale dag voor besnijdenis te zijn - veroorzaakt door de juist dan maximaal aanwezige hoeveelheid pro-trombine - maar besnijdenis blijkt ook preventief te werken tegen een aantal ernstige vormen van kanker.


Voeding
Wanneer Hobrink ingaat op de voedingswetten, doet hij dat vanuit twee belangrijke principes. In de eerste plaats zijn de voedselwetten niet geschreven met religieuze motieven, maar met biologische motieven. In de tweede plaats zijn zij niet geschreven door mensen met kennis, maar door mensen bij wie kennis ontbrak. Met name dit laatste punt brengt Hobrink keer op keer naar voren: de Bijbel staat vol met juist die voorschriften waarvan de primitieve mens niet kon weten dat ze belangrijk waren (door het ontbreken van natuurwetenschappelijk, biologische, medische kennis die er nu wel is). Inzoomend op de voorschriften over welke dieren wel en niet gegeten mogen worden, blijken juist die dieren die niet gevaarlijk zijn voor de gezondheid en die minder belangrijk zijn voor het biologisch evenwicht te mogen worden gegeten. Aaseters of dieren die plaagdieren bestrijden mogen dus niet gegeten worden, iets wat zeer nuttig was voor het biologisch evenwicht in het land.
Het varken is een bijzonder geval. Juist dit dier blijkt zeer vatbaar voor trichinen, evenals een aantal andere verboden soorten. Trichinen zijn alleen met een microscoop te zien. Zij zijn verantwoordelijk voor een aantal zeer ernstige aandoeningen. Het verbod op eten van dieren die gevoelig zijn voor trichinen bevordert de algehele gezondheid van het volk. Precies die dieren zijn dan ook uitgezonderd in de wetten van Mozes.
In dit hoofdstuk gaat Hobrink ook nog in op een veronderstelde fout in de Bijbel, namelijk de “herkauwende haas” (Leviticus 11:6). De haas is immers geen herkauwer in de zin van het maken van onderscheid in het dierenrijk. Het blijkt echter dat de haas onder omstandigheden zijn voedsel wel twee keer tot zich neemt, her-kauwt dus. Om die reden is de haas genoemd, maar ook omdat hij een aantal besmettelijke ziekten kan dragen.
Hetzelfde argument keert terug als het verbod op eten van vleermuis wordt besproken, die bij de onreine vogels is ingedeeld (Leviticus 11:13-15). Er staat niet dat de vleermuis een vogel is, maar dat het een vlieger is. En dat is correct.
Ook in de andere voorschriften blijkt telkens weer dat het onderscheid tussen toegestane en verboden dieren cruciaal is voor een goede gezondheid en kwetsbare dieren of dieren die biologisch belangrijk zijn worden uitgezonderd. Wanneer de huidige mens deze regels zou volgen, zou dit beter zijn voor de algemene gezondheid, maar ook voor de ons omringende natuur.

Natuurwetenschappen
In het hoofdstuk natuurwetenschappen doordenkt Hobrink een aantal boeiende feiten. In de eerste plaats beargumenteert hij waarom de Ark van Noach een perfect bootmodel is, in termen van stabiliteit en geschiktheid om langdurig te varen. In de tweede plaats beargumenteert hij waarom de Ark van Noach wel degelijk geschikt was om de dieren te huisvesten die gehuisvest moesten worden. Ik moet eerlijk zeggen dat het voor het eerst is dat ik een plausibele uitleg van het verhaal van de Ark en de wijze van vervoer van de dieren heb gelezen, die - los van het feit dat het nog steeds een wonder blijft met menselijk gezien veel haken en ogen - op een of andere manier uitvoerbaar lijkt.
Iets dergelijks doet Hobrink ook met het ontvouwen van een theorie over het al dan niet hebben bestaan van een wereldwijde zondvloed. De wereldwijde zondvloed komt in zeer veel verhalen van uiteenlopende oude culturen voor. Dat is merkwaardig wanneer de evolutietheorie leert dat deze volken geen contact met elkaar gehad hebben. Een ondersteuning van het Bijbelse verhaal als oorspronkelijk verhaal is onder meer dat een aantal feite wetenschappelijk verantwoord is - in tegenstelling tot die in andere verhalen - en dat de woordkeus afwijkt van de Babylonische en Soemerische verhalen (zodat Genesis daar niet van af kan stammen).
Heel mooi is ook de uiteenzetting over “het gewicht van de wolken” (naar aanleiding van Job 26:8) en “de paden der zee” (naar aanleiding van Psalm 8:9). Hobrink berekent en laat zien wat wolken wegen c.q. welke oceanografische gegevens er bestaan over deze zeestromingen.
Verder blijken tal van Bijbelplaatsen te duiden op kennis over de aarde als bol in de ruimte (Job 26:7 bijvoorbeeld - Hij hangt de aarde aan het niet). Het is beslist niet waar dat de Bijbel uitgaat van een platte aarde, iets dat vaak wordt verweten. Ook de kwestie Galileo Galilei ging niet over de Bijbel versus de wetenschap, maar over de gangbare wetenschap van die tijd (die inderdaad door de kerk werd beleden, hoewel in de Bijbel een andere opvatting staat) versus de vernieuwende kennis van Galilei.

Heel fraai vind ik verder de uitleg over Job 38:31 “Kunt gij de banden der Pleiaden binden of de boeien van de Orion slaken?”. Het blijkt dat de Pleiaden inderdaad verbonden door flarden materie (alleen met telescopen zichtbaar) terwijl de sterren in Orion volstrekt los van elkaar staan. De Bijbel maakt dus de correcte - voor de lezers en auteurs van destijds echter onzichtbare en onkenbare - vergelijking. Iets vergelijkbaars geld over het aantal sterren. God belooft Abraham een nageslacht zo groot als het aantal sterren aan de hemel. Echter, tot ver in de middeleeuwen waren maximaal 10.000 sterren zichtbaar en de wetenschap ging er ook van uit dat er niet meer waren. Inmiddels blijkt het aantal sterren echter oneindig te zijn en is de vergelijking ten opzichte van Abraham correct - alleen is dat na eeuwen van beschimping pas in de laatste tijd bekend geworden.
Tot slot past Hobrink kansberekening toe op de Bijbelse profetieën, zowel die ten aanzien van Jezus als die ten aanzien van een aantal andere situaties in het Oude Testament. Hij laat zien welke zijn uitgekomen en berekent vervolgens de kans dat deze zouden uitkomen. De kans blijkt bijna nihil te zijn - gelet op de details en de onderlinge samenhang van de profetieën moesten ze in een bepaalde volgorde en met bepaalde inhoud uitkomen - maar toch is het gebeurd zoals voorzegd. Wederom: de auteurs en lezers destijds konden dat niet weten, maar het bleek te gaan zoals de Bijbel zei.

Schepping of evolutie
In het hoofdstuk over schepping of evolutie raakt Hobrink aan een zeer actuele discussie (aangevuld met Intelligent Design). Eerst beschrijft hij macro-evolutie (evolutie van het leven) en micro-evolutie (variatie binnen een soort). Micro-evolutie is zichtbaar, maar de stelling is dat er onoverkomelijke grenzen tussen de soorten zijn. Verder blijkt dat mutaties, die algemeen voorkomen, nooit leiden tot toename van erfelijk materiaal. Oftewel: er ontstaan nooit hogere soorten uit lagere soorten.
Verder wordt het een en ander over eiwitten en aminozuren uitgelegd. Een nadere beschouwing van het eiwit Cytochroom C (nodig voor de ademhaling) laat zien dat de opbouw van aminozuren in dat eiwit tussen de soorten verschilt, maar per soort evenveel. Oftewel: alle soorten zijn even ver van elkaar verwijderd. Er zijn geen tussenvormen gevonden. Dat betekent dat de onderlinge verschillen tussen planten, insecten, vissen, amfibieën, zoogdieren en reptielen even groot is.
Een andere detailopname laat zien dat een ogenschijnlijk zeer eenvoudige cel - het zweephaartje van een bacterie - zodanig is opgebouwd dat het alleen werkt als het perfect is, dat wil zeggen dat alle 200 eiwitten precies goed moeten zitten. Een dergelijk klein orgaantje kan niet door trapsgewijze verbetering zijn ontstaan - het heef in al die tussenvormen immers niet kunnen werken. Het moest in één keer perfect zijn. Dergelijke complexe structuren komen overal in de natuur voor (dit was nog maar een stukje van één bacterie), reden om evolutie als onbegrijpelijke theorie te kenmerken.
Verder betoogt Hobrink vanuit de geologie dat als de huidige soorten door evolutie zijn ontstaan, er ontelbare ‘tussenvormen’ moeten zijn gevonden. En hoewel er ontelbare fossielen van de verschillende soorten dieren zijn gevonden, zaten daar geen tussenvormen bij. Ook in de huidige natuur zouden nog tussenvormen en half-afgewerkte dieren moeten zijn, maar die zijn er niet.
In dit hoofdstuk wordt ook nog geschreven over de verschillende natuurwetten. De eerste twee wetten van thermodynamica staan aan evolutie in de weg. Deze wetten zeggen dat er geen energie als vanzelf kan ontstaan en dat systemen die aan zichzelf worden overgelaten tot wanorde vervallen. Als je kijkt naar de noodzakelijke voorwaarde voor leven op aarde, namelijk chlorofyl, dan is dat weer een onherleidbaar complex systeem. Zelfs al zou leven vanzelf ontstaan, dan zou dat onmiddellijk sterven als er niet direct chlorofyl beschikbaar was.
Maar als je kijkt naar de complexiteit van een cel, dan bestaat zo’n cel uit verschillende aminozuren die precies op de goede plek moeten zitten om een kans op leven te hebben, die niet mogen worden afgebroken, die allemaal tegelijk precies op de goede plek in de ‘oerzee’ aanwezig moeten zijn geweest. Bovendien moet er een membraan zijn om de moleculen in een cel bijeen te houden. Dat membraan is gemaakt van eiwitten. Maar hoe kan een membraan ontstaan als er de eiwitten om het te maken eerst moeten ontstaan, waarbij de hulp van een membraan onontbeerlijk is?
Maar als er dan al genoeg eiwitmoleculen zijn en genoeg erfelijk materiaal, dan gebeurt er nog steeds niets als de aminozuren niet precies in de goede volgorde zitten. De kans daarop is te klein om in getallen uit te drukken. Verder bevat een cel ook nog een paar ‘vijanden’ die permanent van elkaar moeten worden gescheiden om te kunnen overleven, er moet een mechanisme zijn om energie op te slaan en om afvalstoffen te verwijderen, etc. Het is allemaal zo subtiel en zo kwetsbaar, dat het leven op aarde ‘op het scherpst van de snede balanceert’: een stukje verder van de zon, iets meer of iets minder zwaartekracht of een andere aanpassing, en het leven zou onmogelijk zijn geweest.
In dit hoofdstuk gaat Hobrink ook in op de suggestie dat de aarde veel jonger is dan wordt beweerd, ook al wijzen koolstofmethodes e.d. op een oudere aarde. Er zijn problemen met deze datering: er is te weinig helium in de dampkring dan past bij de leeftijd van aardse metalen, er is te weinig afzetting in de oceanen die past bij de leeftijd van zeeën en rivieren, er is überhaupt te weinig afzetting van zand en gesteente door rivieren gelet op de veronderstelde leeftijd van de aarde en zo noemt Hobrink nog een paar feiten. Vervolgens geef hij een fascinerende beschrijving van de omstandigheden voor, tijdens en na de zondvloed en hoe deze het uiterlijk van en de omstandigheden op de aarde hebben bepaald. Het is een verhaal van openscheurende aardkosten, naar Antarctica vluchtende mammoeten en massale sterfte van soorten. Een beschrijving van de mogelijke omstandigheden tijdens de zondvloed laat ook zien hoe de verschillende aardlagen en de fossielen zijn ontstaan. Er zijn veel aanwijzingen die wijzen op ‘plotselinge’ veranderingen, onder invloed van grote rampen zoals tijdens de zondvloed maar ook op andere momenten, en niet op gelijkmatige veranderingen over zeer lange periodes zoals de evolutietheorie wil. Hoe wetenschappelijk verantwoord en toetsbaar de hypotheses zijn weet ik niet, maar ze zijn zonder meer fascinerend.

De betrouwbaarheid van de bijbel
In dit hoofdstuk gaat Hobrink in op de suggesties dat de Bijbel louter mensenwerk zou zijn door veel redacteuren en niet het product van door God geïnspireerde schrijvers zoals Mozes. Ook gaat hij in op een aantal veronderstelde “fouten” in de Bijbel, veroorzaakt door foutief overschrijven of doordat de Bijbel zichzelf tegenspreekt.
In de eerste plaats claimt de Bijbel zelf dat sprake is van goddelijke inspiratie, maar dat zou je als onvoldoende kunnen beschouwen. Maar er zijn verschillende aanwijzingen voor. Zo vertellen veel schrijvers zaken die ze absoluut niet konden weten, maar die tegenwoordig wetenschappelijk valide blijken (zoals in de rest van het boek beschreven). Ook de details over het leven van Jezus in het Oude Testament zijn zeer overtuigend. Tot slot blijkt dat de schrijvers zelf niet begrepen wat ze schreven, maar ze schreven het toch.
De boeken van Mozes geven bijvoorbeeld een gedetailleerde beschrijving van het leven van christenen. De uitvoerige beschrijving van de tabernakel is een prachtig beeld van het verlossingswerk van Christus. De beschrijving van feesten en offers is voor een deel tot op de dag precies vervuld in het nieuwe Testament. Het andere deel wacht nog op vervulling (de wederkomst van Christus). De woestijnreis is een beschrijving van het christenleven (slavenbestaan - verlossing door het paaslam - doortocht door de Schelfzee (doop) - wet op de berg Horeb (uitstorting van de Geest), etc.).
Als je kijkt naar de fouten in de Bijbel zelf, dat wil zeggen de onbegrijpelijke en schijnbaar tegengestelde zaken, dan kunnen die verklaard worden met behulp van het volgende:
Vertaalproblemen, de moderne vertalingen maken keuzes die soms tot fouten lijken te leiden, die in de grondtekst niet voorkomen.
  • doelbewuste tegenstellingen, deze zijn bedoeld om fijngevoeligheid aan te brengen, zaken zijn niet altijd eenduidig. De Bijbel laat soms twee kanten van een bepaalde benadering zien (kort na elkaar: antwoord een dwaas niet naar zijn waarheid en antwoord een dwaas naar zijn waarheid).
  • verschillende registratie, de schrijvers in verschillende periodes legden hun waarnemingen op verschillende manieren vast. Zo maakt het voor de bepaling van het stervensuur van Jezus uit of dit volgens de Joodse of de Romeinse tijdrekening is vastgelegd.
  • oosters taalgevoel, dat maakt dat de Bijbel vaak poëtisch taalgebruik heeft, ook als wetenschappelijke zaken beschreven worden. De Bijbel is dan ook geen wetenschappelijk boek, maar wel worden op poëtische wijze feiten beschreven die bij nader inzien wetenschappelijk valide blijken.
  • moeilijk te verklaren is niet per se fout, het kan zijn dat feiten elkaar aanvullen, verschillende aspecten belichten of toch heel logisch bij elkaar passen. De regeringstijden van de koningen van Juda en Israël in het Oude Testament passen volstrekt niet bij elkaar, tot je voor de één de Joodse, en voor de ander de Assyrische tijdrekening toepast.
  • oog voor detail, op het eerste gezicht tegenstrijdige vermeldingen blijken in de details te verschillen. Een verschil in het aantal doden bij de plaag in Numeri 25:9 en 1 Korintiërs 10:8 blijkt het verschil te zijn in het totaal aantal doden, en het aantal doden op één dag.
Op een fraaie manier worden vervolgens twee vaak aangewezen fouten in de Bijbel ontleed en uitgelegd. Het gaat om het verhaal van de volkstelling door Samuël, de gevolgen daarvan en de wijze van verzoening in 2 Samuël 24 en 1 Kronieken 21 uit het Oude Testament en de kwestie over het aantal blinden dat Jezus genas in Jericho in Matteüs 20:30 en Lucas 18:35. Hier past Hobrink een degelijk staaltje Bijbelanalyse toe die dwingt tot bezinning over schijnbaar moeilijke passages: voor de doorzetter is er veel waardevols uit de moeilijke passages te halen!

Het tweede onderdeel van dit hoofdstuk gaat over fouten in oude manuscripten: zijn er fouten ontstaan door overschrijven en hoe cruciaal zijn deze dan? Natuurlijk worden er fouten gemaakt, hoewel beperkt door de uiterst nauwkeurige controle op de kopiisten. Maar vaak is het één of enkele foute manuscripten tegenover vele goede; het is dan vrij simpel om de foute eruit te halen en met grote zekerheid de juiste tekst aan te wijzen. De fouten doen zich dan hier, dan daar voor maar nooit bij alle manuscripten op dezelfde plek. Of ze komen voor bij onbelangrijke handschriften. Als je kijkt naar de serieuze fouten die dan nog overblijven, gaat het grootste deel om onbelangrijke verschillen in spelling, grammatica, woordvolgorde etc. Maar hoe je er ook naar kijkt, er bestaat geen twijfel aan de fundamentele waarden van het geloof. Er hoeft geen twijfel te bestaan aan de integrale boodschap van de Bijbel; het is niet onduidelijk of dat nu wel goed staat weergegeven. De bijbel afwijzen om vermeende fouten is pure misleiding.


Wederom zeer interessant is het derde deel van dit hoofdstuk over archeologie en de boeken van Mozes. Sommige theologen suggereren dat Mozes niet de auteur van de eerste vijf Bijbelboeken kan zijn omdat in zijn tijd nog geen monotheïsme bestond en omdat God met verschillende namen wordt aangeduid. Bovendien zou Mozes niet kunnen schrijven en spreken archeologische vondsten de Bijbelse geschiedenis tegen. Hobrink adresseert de eerste punten kort en de laatste twee uitvoeriger. De uitvinding van het schrift blijkt in recente archeologische vondsten ruim voor de tijd van Mozes te hebben plaatsgevonden. Recent is ook (eindelijk) de hoofdstad van het volk van Hethieten gevonden, dat in de Bijbel wordt beschreven maar nooit meer was teruggevonden. Het feit dat Mozes de eerste vijf boeken heeft geschreven blijkt verder uit het feit dat bepaalde oude Egyptische woorden of verwijzingen naar exclusief Egyptische gebruiken wel worden gebruikt terwijl tamelijk recente en zeer gangbare Babylonische woorden (uit de tijd dat men zegt dat de boeken geschreven werden) opvallend genoeg niet worden gebruikt. Verder blijkt uit de boeken een goede kennis van de woestijn en een gebrek aan kennis over Kanaän - wat klopt omdat Mozes stierf voordat het volk Israël Kanaän binnentrok. Zo is er dus het woordgebruik, de kennis van Egypte, kennis van de woestijn, historische bewijzen (o.a. van Samaritanen en Ethiopische Falasja’s) en interne bewijzen als ondersteuning voor het auteurschap van Mozes.

Nog enkele feiten
In het slothoofdstuk geeft Hobrink nog wat losse observaties en opmerkingen weer die in het licht van zijn betoog relevant zijn. Bijvoorbeeld over landbouw en milieu. Het blijkt dat de wetten van Mozes op de toch wat arme grond van Kanaän een zeer positief effect hadden: de opbrengst per hectare was substantieel hoger dan wat gebruikelijk was in die tijd en zelfs naar hedendaagse begrippen - met gebruik van kunstmest - nog hoog. Ook voor het milieu bleken de wetten buitengewoon goed. Verder worden nog wat sociale regels genoemd.

Het boek sluit af met de opmerking dat de Bijbel niet gaat over wetenschappelijke juistheid of historische betrouwbaarheid. Dat is slechts de verpakking van de kernboodschap, maar als blijkt dat die verpakking met de toename van wetenschappelijke kennis betrouwbaar is, hoeveel te meer geldt dit niet voor de kernboodschap: Jezus Christus is op aarde gekomen om de relatie tussen God en mensen te herstellen.

Na een persoonlijk getuigenis van Hobrink staan er nog tientallen literatuurverwijzingen en een uitgebreide tabel met Bijbelverwijzingen, die uitnodigen tot verdere lezing en beschouwing.

Zoals eerder gezegd: het blijft al met al onduidelijk hoe houdbaar de theorieën en suggesties van Hobrink zijn, maar hij slaagt er met verve in om een samenhangende argumentatie voor betrouwbaarheid van de Bijbel op te stellen en is overtuigend in zijn stelling dat er nog heel wat valt af te dingen van hedendaagse wetenschappelijke claims over de onbetrouwbaarheid van de Bijbel, het niet bestaan van God of de evolutietheorie.

Sneuper

Drs. Ben Hobrink - Moderne wetenschap in de Bijbel. Uitgeverij Gideon, Hoornaar, 360 pagina's, € 18,80, ISBN 9060677943. Meer recensies staan hier.