woensdag, oktober 26, 2005

Het kan! - Jeff Fountain (red.)

Zo’n 15 jaar geleden kocht ik het boekje – dat eigenlijk een pamflet is – met de titel “Het kan!”. Het is een uitgave van Jeugd met een Opdracht en kostte volgens mij destijds fl. 2,50. Onder redactie van Jeff Fountain schreven Loren Cunningham, Joy Dawson, Floyd McClung, Arthur Blessitt, Luis Palau, Anne van der Bijl, Kalafi Moala, Ravi Zacharias en Don Richardson over de vraag: wordt de Grote Opdracht afgemaakt in onze tijd? De schrijvers zeggen: het kan! De gedachte is dat God heeft beloofd dat alle volkeren op aarde door het zaad van Abraham gezegend zullen worden (Genesis 12:3) en dat Johannes dat heeft gezien in het visioen van een grote schare voor Gods troon waarin elke natie, elke stam, elke taal en ieder volk is vertegenwoordigd (Openbaringen 7:9). Daartussenin staat de belofte uit Mattheüs 24:14, waarin Jezus zegt dat het evangelie in de hele wereld gepredikt zal worden tot een getuigenis voor alle volken, en dat dan het einde zal zijn gekomen.
De vraag is: bereiken we in deze generatie dat doel? Wordt het evangelie gepredikt onder alle volken, zodat het einde komt? In 1990 was het antwoord: het kan! Het zou mooi zijn als er een update zou verschijnen van de informatie die toen beschikbaar was. Kan het nu nog steeds? Is het werk gegroeid of gekrompen?

Elke schrijver heeft zo zijn of haar eigen invalshoek met de vraag of het kan. Leuk is de bijdrage van Joy Dawson (goed vertaald ook trouwens) die God ziet als een
Aanspreekbare
Briljante
Creatieve
Doorziende
Eerbiedwaardige
Fijngevoelige
Genadige
Heilige
Intrigerende
Juichende
Kleurrijke
Liefdevolle
Machtige
Nobele
Ondoorgrondelijke
Pedagogische
Relevante
Soevereine
Trouwe
Uitnodigende
Vindingrijke
Wijze
IJverige en
Zegevierende Vader God.
Helaas slaat ze de X over, terwijl dat een makkie is: Xenofiele God, de God die van vreemdelingen houdt (Leviticus19:33-34).

Ik zal de verschillende bijdragen kort toelichten.


Loren Cunningham gaat allereerst in op hóe de belofte vervuld kan worden. Hij wijst erop dat er zo’n 17.000 bevolkingsgroepen zonder getuigenis onderscheiden kunnen worden. Uitgaande van duo’s van zendelingen betekent dit minimaal 34.000 noodzakelijke zendelingen om het getuigenis onder elk volk te brengen. Hoeveel zouden er vandaag nog nodig zijn?
Verder gaat hij in op een aantal hindernissen bij evangelisatie. Als E staat voor evangelisatie staat E0 voor het evangelie kunnen brengen zonder culturele of menselijke barrières en E5 op het maximaal aantal barrières voordat het evangelie kan worden gebracht. De verdeling is:
E0 – iemand die al in de kerk zit, maar zich nog niet bekeerd heeft. Geen enkele hindernis: hij hoort het woord en de keuze is aan hem.
E1 – de hindernis is het gebrek aan contact met christenen. Dit is iemand buiten de kerk maar in de gemeenschappelijke cultuur.
E2 – iemand buiten de kerk die ook nog een andere taal spreekt.
E3 – niet alleen is er geen contact en moet een taalbarrière doorbroken worden, maar ook een culturele barrière. Dit zijn bijvoorbeeld immigranten in onze samenleving.
E4 – De geografische barrière wordt toegevoegd, dit betekent de mensen bereiken in andere landen.
E5 – dit zijn de mensen die ook nog politiek zijn afgesneden, in de echt gesloten landen.
Cunningham observeert dat de helft van de wereld valt in de categorieën E2 tot en met E5, maar dat 90% van de werkers actief is in E0 en E1.


Floyd McClung beschrijft Europa als het verloren continent. Hij gebruikt hiervoor het verhaal van de verloren zoon: Europa is als de verloren zoon die zijn erfenis verkwanseld heeft. De erfenis van het evangelie is ingeruild voor rationalisme en materialisme, existentialisme en hedonisme. Maar Gods vaderhart voor Europa is dezelfde als die voor de jongere zoon. McClung vergelijkt de kerk min of meer met de oudste zoon: thuis gebleven, maar niet altijd trouw gebleven. Voorwaardenstellend aan de jongste zoon bij zijn terugkomst, terwijl de Vader lang heeft gewacht en bij terugkomst een feest wil vieren en vergevend is. En toch is de oudste zoon ook uitgenodigd voor het feest, maar hij heeft zich niet gerealiseerd welke rijkdommen hij in de tussentijd tot zijn beschikking had.


Don Richardson praat over cross-culturele communicatie, onder meer aan de hand van zijn ervaringen bij de Sawi’s – een stam van koppensnellers en kannibalen waar een massale opwekking plaatsvond. Richardson beschrijft eerst het verlangen van Paulus om te gaan waar nog geen gemeente was (Romeinen 15:20), en roept op hetzelfde te doen. Aardig is dat hij vervolgens ingaat op de algemene en de bijzondere openbaring die God geeft. De bijzondere, dat is de Schrift waarin het heilsplan staat beschreven. De algemene, dat is de zichtbaarheid van God in de Schepping. Die twee komen heel mooi naar voren in Psalm 19, waar het eerst over de algemene openbaring gaat (“de hemel verhaalt van Gods majesteit”, vers 1) en vanaf vers 8 over de bijzondere (“de wet van de Heer is volmaakt, levenskracht voor de mens”). Door de algemene openbaring heeft God alle culturen op aarde in zekere mate voorbereid op het evangelie, zegt Richardson. Hij illustreert dat met het vredeskind van de Sawi’s (nodig om vrede te sluiten), de Usawa (vrijplaatsen) van de Yali en de zondeboot van de Dayaks. Allemaal culturele gebruiken die vergelijkbaar zijn met Gods wetten en die een aangrijpingspunt vormen voor evangelieverkondiging. Interesseer je dus voor de cultuur van de ander, opdat de boodschap van het evangelie aansluiting vindt.

Interessant van het herlezen van boeken is dat je dingen leest die je toen niet begreep, maar nu vele beter. Destijds had ik geen idee van de algemene en bijzondere openbaring zoals in Psalm 19 verwoord en door Richardson uitgelegd. Bij herlezing is het bekend terrein: ik ken het onderwerp. Destijds had ik ook geen idee wie Ravi Zacharias was. Inmiddels heb ik hem horen spreken op de wereldwijde Cama-bijeenkomst, vorig jaar in Dalfsen.


Zacharias gaat in op de methode die God gebruikt om mensen te roepen en klaar te maken voor zijn dienst. Hij neemt als voorbeeld Ezechiël van wie God allerlei bijzondere dingen vroeg (maandenlang op zijn rechter- en linkerzij liggen, gat in de muur maken, etc.) met als doel hem de boodschap van God te laten bevatten. Je kan niet al het lijden van de wereld bevatten, maar God wil je hart zo maken dat je een deel van het lijden kan dragen, hij zal je soms als een dwaas maken om zijn knecht te zijn. Je moet begrijpen wat liefde is en begrijpen wat zonde is. Volgens Zacharias staat er voor de meeste mensen maar één ding tussen hen en het doen van Gods wil: een gewoonte, een realtie, een carriere, wat dan ook. Hij roept op dat ene ding op Gods altaar te leggen.


Luis Palau houdt vervolgens een pleidooi voor heiligheid, in het bijzonder seksuele reinheid. Dit illustreert hij aan de hand van Jozef, die Potifar’s vrouw weerstond. Hij roept op tot het weerstaan van verleidingen: God geeft daarvoor uitwegen, maar het vraagt dat we ons er ook op voorbereiden, dat we een besluit nemen om heilig te willen zijn en dat we het kwaad van de zonde onder ogen zien.


Anne van der Bijl laat door Jona zien wat radicale gehoorzaamheid is. Hij laat zien dat als God roept, je moet gaan. Gebed is geen vervangmiddel voor gehoorzaamheid. Je moet Hem vragen om zijn Woord en zijn leiding, en dan ga je. Van der Bijl zegt dat alles wat hij gedaan heeft, gebaseerd is op wat hij weet van Gods karakter. Het enige gevaar dat hij loopt is zich te begeven buiten het centrum van Gods wil


Joy Dawson gaat in op een aantal karaktereigenschappen van God. Haar stelling is dat als we God echt kennen, we hem ook bekend willen maken. Ze noemt een aantal aspecten: God is oneindig in kennis en wijsheid (Hij weet wat het beste voor ons is), God is opwindend (gehoorzaamheid aan de Grote Opdracht is een ongeëvenaard avontuur), God is vriend en gids (Hij laat ons alleen dingen doen in overeenstemming met zijn maatstaf van heiligheid en Hij zal tot ons spreken op zijn manier en op zijn tijd), God is onbeperkt in zijn macht, God is soeverein (zijn bedoelingen in ons leven komen tot stand als wij in gehoorzaamheid leven), God is rechtvaardig en trouw (Hij zal niet in gebreke blijven), God is rijk en vrijgevig (Hij zal in alle dingen voorzien als wij gehoorzaam zijn), God is liefdevol en begrijpend (Hij is altijd onze schuilplaats).


Kalafi Moala ken ik eigenlijk niet, maar hij geeft (gaf) leiding aan het JmeO werk in de Stille Zuidzee. Hij legt de nadruk op het feit dat het niet genoeg is om aan het werk te beginnen, maar dat het ook moet worden afgemaakt. Het gaat om het voltooien van de opdracht, uithoudingsvermogen dus. Neem de uitdaging aan en ga aan de slag, richt je op een taak en zet je er toe die ook uit te voeren. Bereik de mensen die nog nooit van Jezus Christus hebben gehoord, en dat zijn er meer dan je denkt. Zelfs mensen van wie wij verwachten dat ze ooit wel van Jezus hebben gehoord, blijken in veel gevallen geen idee van Hem te hebben.


Arthur Blessitt vertelt het wonderlijke verhaal van zijn roeping en hoe hij daarmee is omgegaan. Zijn verhaal is een bijzonder enthousiast getuigenis van de zorg van God, van geloof en van doorzettingsvermogen: waar anderen ophouden, gaat hij door. Als hij wordt geroepen en er wordt een fatale ziekte bij hem geconstateerd, gaat hij toch op weg en loopt de wereld rond met een kruis op zijn rug. Zijn stelling is: omstandigheden veranderen je roeping niet. In zijn geval betekende dat het hebben van een gezin met kinderen, een diagnose van ernstige ziekte krijgen en het krijgen van een gehandicapt kind zijn roeping niet veranderden. Zijn conclusie is dat veel christenen niet menen wat ze zeggen: ze zeggen dat ze gaan, maar stoppen als het moeilijk wordt. Triest is dat op zijn website is te lezen dat in de categorie "most angry to the cross" Amsterdam samen met Tetouan in Marokko wordt genoemd. Schrale troost is dat Nederland wel het beste wegennet heeft...

Loren Cunningham gaat tot slot in op aspecten van geestelijke strijd. Hij wijst erop dat het voor satan het meest efficiënt is zich te richten op leidinggevenden en hooggeplaatsten, zowel in de kerk als in de samenleving, omdat daarmee grote groepen mensen worden beïnvloed. Daarom is gebed voor hen belangrijk, maar daarom ook is het belangrijk dat er christelijke leidinggevenden opstaan. Verder beschrijft Cunningham hoe de medewerkers van JmeO jarenlang onder bijzondere bescherming hebben geleefd – er gebeurden geen ernstige ongelukken, ongeacht het gevaar waarin men verkeerde – maar dat er toen het werk eenmaal stevig gegrondvest was toch sprake was van medewerkers die overleden. Dat is de prijs die verbonden is aan het gaan ter wille van het evangelie en het met Christus heersen over de naties.

Al met al is het een aardig boekje, zoals ik al zei meer een pamflet dan een boek. en heel Amerikaans, maar het is dan ook een JmeO-boek. Maar het geeft in een kort tijdsbestek een overzicht van een aantal thema’s en een aantal bedieningen en laat iets zien van de veelkleurigheid in het werk voor Christus. Elk hoofdstuk behandelt een thema dat een boek op zichzelf waard is – en veelal is dat boek ook geschreven want ik ken van alle auteurs een aantal boeken. Wie dit boekje uitheeft is in elk geval weer gemotiveerd om aan de slag te gaan.


sneuper

vrijdag, oktober 07, 2005

Leiderschap in de stijl van de Heer - Ajith Fernando

Ajith Fernando heeft een bijzonder boek geschreven over leiderschap. Zijn insteek is namelijk het persoonlijk geloofsleven van leiders, en van daaruit redeneert hij in de richting van een aantal leiderschapskwaliteiten en –activiteiten. In zijn boek komen echter heel weinig managementtools naar voren, maar vooral heel veel praktische suggesties voor de levenswijze van leiders en de manier waarop zij omgaan met hun gezin, hun gemeente en de mensen over wie zij verantwoordelijkheid dragen.
In het voorjaar van 2005 heeft hij een lezing over dit thema gegeven in Nederland. Helaas heb ik dat gemist. Maar hier is de aankondiging en hier een verslag.

De drijfveer van Fernando in dit boek is zijn zoektocht naar een “blijvende bediening”: hoe zorgen leiders ervoor dat zij niet opgebrand raken maar dat de bediening vruchtbaar blijft en blijdschap geeft? Volgens hem heeft dat te maken met een aantal grondbeginselen van geestelijk werk, die hij in dit boek beschrijft. Zijn vertrekpunt daarbij is Marcus 1, waarin hij een aantal sleutelelementen in het leven en de bediening van Jezus herkent. Deze elementen komen terug in de 14 hoofdstukken van het boek.

Omdat ik het zo’n goed boek vind en de thema’s interessant, heb ik voor mij zelf een uitvoerige samenvatting van het boek gemaakt. Dat helpt mij de thema’s te onthouden en – hopelijk – ook toe te passen. Hieronder volgt deze uitvoerige samenvatting. Fernando werkt achtereenvolgens uit:

1. Zich identificeren met mensen

Fernando wijst erop dat Jezus het zo belangrijk vond zich te identificeren met degenen die Hij zou dienen, dat Hij aan hen gelijk werd (God werd mens). Zo zullen ook leiders zich moeten identificeren met de mensen die zij doeltreffend willen dienen. Daarbij hoort toewijding als belangrijk principe, wat in deze tijd een steeds uitzonderlijker principe lijkt te worden. Voor leiders is het belangrijk om de valkuil te vermijden de mensen aan wie je leiding geeft te veronachtzamen. Het betekent tijd besteden aan deze mensen, naast ze staan, in ze investeren, ook al kost dat tijd. De uitdaging is het niet als “tijd kosten” te zien, maar als noodzakelijk onderdeel van de bediening.

2. Bekrachtigd door de Geest

Het principe is dat we kracht putten uit God. Ook Jezus ontving een zalving van de Geest voor zijn werk (Marcus 1:10, Jesaja 64:1 en 61:1). In dit hoofdstuk gaat Fernando ook in op de doop met de Heilige Geest en hij schildert het debat daarover. Maar hij kiest een middenweg: “zonder te strijden over de tijd en de manier waarop dit gebeurt, geloof ik dat we ons erop moeten richten dat we inderdaad vervuld zijn. We moeten ons leven leiden en onze dienst verrichten door de kracht van de Geest.” De vervulling met de Geest is enerzijds een kenmerk van christenen, anderzijds een zalving voor speciale uitdagingen. Dit kenmerk van christenen moet zich uiten in een heilig leven, en Fernando is erg bezorgd over het tegenwoordige gebrek daaraan bij leiders. Hij is bezorgd dat het evangelie hierdoor aan kracht verliest. Wat betreft de zalving voor de dienst: die is noodzakelijk bij alle activiteiten die worden uitgeoefend. Soms is zij manifest aanwezig en soms latent, maar het is altijd nodig door gebed deze zalving te ontvangen. Zowel een heilig leven (leidt tot aanbidding) als de zalving (resultaat van aanbidding) worden door gebed gedragen.

3. Bevestigd door God

Direct na de zalving van Jezus is de bevestiging zichtbaar (Marcus 1:11, Psalm 2:7, Jesaja 42:1). Jezus werd verschillende keren door God bevestigd, in zijn identiteit (Marcus 1:11), geborgenheid (Marcus 8:27) en behoefte aan waardering (Johannes 12:28). Ook wij kunnen deze bevestiging ontvangen, in het bijzonder doordat we in Gods woord lezen wat onze positie in Christus is, Fernando geeft daar veel voorbeelden voor, ook hoe we bijvoorbeeld omgaan met onzekerheid en teleurstelling in dit verband.

4. Drukke bezigheden laten liggen

Fernando wijst erop dat Jezus na deze eerste drie stappen “op retraite” ging: de eenzaamheid van de woestijn (Marcus 1:12-13), maar later deed hij dat ook regelmatig. Fernando ziet stille tijd als de meest fundamentele vorm van retraite en hij noemt vijf voordelen van retraites: zij zorgen dat het geestelijke aspect de voorrang houdt, verlagen ons tempo, helpen te ontsnappen aan de tirannie van drukke bezigheden en laten voelen dat God ons helpt in de uitdagingen van ons leven. Deze punten worden uitvoerig besproken. Retraites kunnen kort of lang zijn, wel of niet vasten inhouden maar zijn altijd cruciaal.

5. Gods wil kennen

Fernando wijst erop dat Jezus aan het begin van zijn bediening door een periode van toetsing ging, een bezinning op zijn prioriteiten. Voor leiders is een dergelijke bezinning ook noodzakelijk als beginstap, maar ook voor huwelijkspartners. Gods wil gaat boven onze rechten (bijv. giften) en boven onze behoeften. Wij moeten ons concentreren op gehoorzaamheid en de zorgen aan God overlaten. Dat is een principe van overgave en het kan ook ons gebed beïnvloeden: is wat wij willen wel Gods wil, ook al is God soms genadig ons te geven waar wij beter niet om hadden kunnen vragen? “Onszelf ergens instorten in de overtuiging dat God wel genadig zal zijn, is een gevaarlijke manier van spelen met Gods goedheid”, aldus Fernando. Maar het heeft ook betekenis voor onze resultaten: zoeken we persoonlijk succes of zijn we gedreven Gods wil te doen? Succes is de mate waarin we hebben voldaan aan de principes en de wil van God.

6. Doordrongen van het Woord

Als we een heilig leven willen leiden, moeten we doordrongen zijn van Gods woord (Johannes 17:17). Zowel Jezus als de leiders van de eerste gemeente verwezen veelvuldig naar de boeken om hun boodschap te brengen en keuzes te maken. Dat kan alleen als je Gods woord goed kent. Het geeft kracht en geborgenheid, maakt ons geschikt onze bediening effectief uit te voeren (1 Timotheüs 4:6), zijn een bron van genoegen (Psalm 119) of zoals Fernando citeert “het christendom bevredigt het intellect omdat het waar is en de waarheid is de enige blijvende bevrediging”. Zijn stelling is dat de enige bediening die blijvend vrucht opbrengt een bijbelse bediening is. Daarvoor is het essentieel Gods woord te kennen. Een zijstapje is dat Fernando wijst op het belang van studie naar wat er geschreven staat (inductieve bijbelstudie) en niet alleen te studeren via commentaren of secundaire bronnen. Ook geeft hij tips hoe de gemeente meer vertrouwd kan worden gemaakt met de bijbel, zodat christenen meer en meer bijbelchristenen worden.

7. Tegenover de wilde dieren

De titel van dit hoofdstuk verwijst weer naar Marcus 1, als na de verzoeking Jezus verzorgd wordt staat er “Hij leefde er temidden van de wilde dieren” (Marcus 1:13). Fernando gebruikt deze wilde dieren als symbool voor de vijandige machten in de bediening. Temidden van die moeilijke situaties ontvangt Jezus speciale zorg: “en engelen zorgden voor hem”. Voor ons is dat ook een belofte: in extreme crisissituaties zullen we met Gods hulp “meer dan overwinnaars” zijn (Romeinen8:37). Fernando waarschuwt voor bitterheid, teleurstelling en boosheid als resultaat van dergelijke situaties.

8. Het goede nieuws brengen

Direct na de verzoeking staat in Marcus 1:14 dat Jezus in Galilea Gods goede nieuws ging verkondigen. Fernando gaat hier in op de gedrevenheid om het evangelie te brengen: als wij beseffen wat het evangelie inhoudt, zien we dat het Gods boodschap is voor een gevallen mensheid. Er zijn verschillende redenen voor deze gedrevenheid. Ten eerste is het evangelie Gods openbaring (zie ook Amos 3:8). Ten tweede is er het besef dat het evangelie beschrijft wat God gedaan heeft om de mensheid te redden (2 Korintiërs 5:14, “want de liefde van Christus dringt ons”). Ten derde heeft het gepredikte evangelie de kracht om mensen te verlossen. Ten vierde is er de wetenschap dat mensen zonder Christus verloren en hopeloos zijn. Dit zijn allemaal objectieve feiten en die zijn in een postmoderne samenleving moeilijk te communiceren, omdat subjectieve waarheden (wat vind ik, wat wil ik) nu veel meer van belang lijken te zijn. De valkuil is dat kerken meer amusement gebruiken om bezoekers te trekken, ten koste van de waarheid.
Verder gaat Fernando hier in op aspecten van het Koninkrijk, zoals verwoord in Marcus 1:15: “De tijd is gekomen”, “dit goede nieuws” (hierboven uiteengezet), “kom tot inkeer” (wat is dat dan precies) en “hecht geloof”. Tot slot wijdt Fernando enkele passages aan het gezag van de prediker, en de verantwoordelijkheid van de prediker ten aanzien van de gemeente.

9. Groeien in een team

De volgende stap die Jezus zet is een team vormen, de roeping van de discipelen staat in Marcus 1:16-20. In het hele Nieuwe Testament, ook in bijvoorbeeld handelingen, wordt duidelijk dat bedieningen over het algemeen teamwerk waren. Zo’n team is met name ook belangrijk om zwakheden en problemen onderling op te lossen. Te denken valt aan nonchalance in omgang met tijd, geld, eetgewoonten, gebrek aan discipline, seksuele zonden, te hard werken, etc. Immers, door deze zwakheden binnen een team te noemen en daarop aanspreekbaar te zijn, wordt voorkomen dat verleidingen te sterk worden. Een systeem van onderlinge terechtwijzing en tucht is belangrijk, maar dan wel op een liefdevolle en fijngevoelige manier.
Maar vrienden, teamleden, kunnen ook steun bieden bij ontmoedigingen (door erover te praten, door hun liefde te ervaren, door dwaze beslissingen te voorkomen). Mensen met een bediening moeten kortom vrienden hebben aan wie verantwoording kan worden afgelegd en met wie worstelingen en blijdschap kunnen worden gedeeld. De beschrijving in het Nieuwe Testament laat zien dat deze worstelingen en de bijbehorende missers aan de oppervlakte lagen, maar door deze fouten heen heeft God zijn kerk gebouwd.
Uiteindelijk komt Fernando tot de conclusie dat er groepen moeten zijn voor mensen in de bediening, waar hun unieke problemen in relatie tot de bediening aan de orde kunnen komen, waarin rekenschap kan worden afgelegd en plaats is voor bemoediging. Reguliere celgroepen of zoiets voldoen niet, vanwege de onevenwichtige samenstelling: je kan als leider daar niet de problemen bespreken waar je in leiderschap tegenaan loopt. Maar alles in je eentje oplossen is in elk geval levensgevaarlijk.

10. Jonge leiders trainen

Gedurende zijn bediening trainde Jezus zijn discipelen. In dit boek beperkt Fernando zich tot het gebed van Jezus in Johannes 17:1-26, waarin de zorg van Jezus voor zijn discipelen en de manier waarop Hij hun training aanpakte naar voren komt.
Het eerste punt is dat Jezus God openbaarde door zijn leven. Ook leiders van nu hebben een voorbeeldfunctie: een heilig leven is cruciaal. Onheiligheid of verkeerd reageren op eigen zonde maken de volgende generatie leiders cynisch. Fernando signaleert een wereldwijd probleem van onheilig leiderschap in maatschappij en kerk, en roept op tot het geven van voorbeelden van godvruchtig leiderschap. Kracht zonder heiligheid is nutteloos en onaanvaardbaar (1 Korintiërs 13:1-3). God werd ook geopenbaard door Jezus’ onderwijs. Jezus zegt in Johannes 17 dat Hij de woorden die God Hem gaf, aan zijn discipelen gaf (vers 8a) en ook in Marcus 9:30-31 wordt beschreven dat hij zijn discipelen onderwees. Ook leiders moeten het Woord onderwijzen aan degenen aan wie zij leidinggeven, niet zozeer door preken, als wel door het Woord te integreren in het dagelijks leven.
Het tweede punt is dat Jezus een rentmeester was. Dat wil zeggen: zijn discipelen waren niet zijn eigendom (Johannes 17:6) maar ze waren wel aan hem toevertrouwd. In de verhouding leider – geleid worden ziet Fernando de ouder-kind relatie terug, met name door het aspect van zorg voor degene die geleid wordt. Verder heeft het rentmeesterschap betrekking op geleidelijke groei in kennis: geduld is daarom een belangrijke eigenschap. In een aantal andere punten werkt Fernando uit hoe het belang van het individu – d.w.z. de individuele medewerker die aan je zorg is toevertrouwd – steeds voorop moet blijven staan.
Het derde punt is dat Jezus bad voor zijn discipelen. Ook dit is iets waarin leiders trouw moeten zijn. Niet alleen consequent voor mensen bidden, maar hen dat ook laten weten (zoals Paulus dat in zijn brieven ook veelvuldig doet). En natuurlijk: volharden in gebed, want gebed is een oefening in hoop.
Uiteindelijk werd Jezus door de discipelen verheerlijkt (“… Ik ben in hen verheerlijkt”, Johannes 17:10). Dat geldt niet voor ons: leiders worden niet verheerlijkt wanneer degenen die zij leiden hun doel bereiken. Maar het schenkt wel bevrediging.

11. Discipelen uitzenden

Dit hoofdstuk is eigenlijk een vervolg op het vorige. Onderdeel van het training van medewerkers is de uitzending, daarom gaat Fernando hier verder in op de passage in Johannes 17. Jezus beschermde zijn discipelen en bereidde ze voor op zijn afwezigheid (Johannes 17:11-12a). De bescherming houdt in dat je ook de wereld van de leerling moet kennen – investeren in relaties dus. De mate van bescherming neemt in de loop van de tijd ook af, je geeft veel meer verantwoordelijkheden over, met als gevolg dat de relaties veranderen: degenen aan wie je leiding geeft worden vrienden. Onderdeel van deze bescherming is dat het eenheid bevordert, en eenheid – en dus verzoening – is iets wat steeds zou moeten worden nagestreefd.
Jezus bad voor zijn discipelen dat zij zijn blijdschap mochten ervaren (Johannes 17:13). Blijdschap in de Here is een belangrijk gegeven voor leiders. Verbittering moet voorkomen worden, en dat kan als we ons realiseren dat Gods liefde groter is dan de vijandschap van mensen, en God groter is dan onze problemen.
Verder stelde Jezus zijn discipelen bloot aan de haat van de wereld (Johannes 17:14). Wanneer mensen het evangelie horen en aannemen, bestaat het risico van vervolging. Maar dat onderdeel laat zich niet ontkennen, hoe moeilijk het soms ook is.
Daarna stuurde Jezus zijn discipelen de wereld in (Johannes 17:18). Dit is de bediening van de vermenigvuldiging, omdat de uitgezondenen ook weer mensen uitzenden (zie ook 2 Timotheüs 2:2). Hier komt het aspect van visie, van hoop naar voren.
Tot slot stierf Jezus om zijn discipelen heilig te maken (Johannes 17:19). Dit is toewijding aan de dienst van God, je leven afleggen voor de mensen die je dient (zie Johannes 15:13, “Niemand heeft grotere liefde dan dat hij zijn leven aflegt voor zijn vrienden”). Het is belangrijk je verantwoordelijkheid te nemen ten opzichte van de mensen voor wie je verantwoordelijk bent, zoals in een huwelijk geldt voor man en vrouw. Het betekent dat leidinggevenden moeten kiezen om te zorgen voor hun gezin, hen niet te verwaarlozen. Het betekent ook het verlenen van (pastorale) zorg aan werkers en tijd met hen doorbrengen. Uiteindelijk is de christelijke organisatiecultuur relationeel en niet projectgestuurd.

12. Omgaan met zieken en bezetenen

Fernando pakt in dit hoofdstuk de draad van Marcus 1 weer op, in vers 21-34 lezen we over een aantal genezingen door Jezus.
In dit hoofdstuk wordt allereerst gesproken over demonen en de wijze waarop de kerk daar mee omgaat. Twee extreme posities zijn demonomanie (alle tegenslag, ziekte en zwakheid wordt aan demonen toegeschreven) en demonofobie (demonie komt nooit ter sprake als mogelijke oplossing voor een probleem). Het laatste kan veroorzaakt worden door de meer rationele en wetenschappelijke levensinstelling in het Westen, waardoor Satan eerder gebruik maakt van andere beheersingsmethoden (zoals materialisme). Toch is de laatste jaren een grotere openheid voor occultisme ontstaan, wat zou kunnen leiden tot grotere vatbaarheid voor demonische bezetenheid bij de Westerse mens.
Er is niets dat er op wijst dat demonen na het begin van de jaartelling ophielden te bestaan. In de evangeliën wordt er vrij veel over gesproken en ook in Handelingen. Toch is het onderwerp bij veel kerken niet terug te vinden.
Een thema hierbij is demonisatie, d.w.z. een situatie waarin de satan mensen zo weet te obsederen met een bepaalde gedachte of handelwijze dat ze zich laten meeslepen en blind worden voor de gevolgen. Het gaat hier om de stimulans van bestaande menselijke zwakheden. Hierbij is belijdenis, gebed, overgave aan God en stappen nemen om het kwaad recht te zetten noodzakelijk.
Voor wat betreft de bevrijdingsbediening werkt Fernando aan de hand van voorbeelden in de Bijbel een tiental kenmerken van bezetenheid en de christelijke respons hierop uit. Verder wijst hij erop dat wonderen (zoals bevrijding) samengaan met krachtige prediking (de menigte rond Jezus stond vaak “versteld” door zijn leer). Ook voor de apostelen gold dit, kennelijk is het een natuurlijke gang van zaken als apologetiek (schriftverklaring) en een bediening van kracht samen gaan. Gemeentes die zich concentreren op óf het een (een sterke kanselbediening) óf het ander (bediening van kracht) zijn uit balans.
Het tweede hoofdonderwerp in dit hoofdstuk is genezing van lichamelijk zieken. Dat was dan ook het belangrijkste thema van Marcus 1, de ruggegraat van dit boek. Het eerste punt is Jezus’ persoonlijke betrokkenheid bij zieken (er wordt geschreven over zijn verdriet en bewogenheid) zoals ook zichtbaar was bij mensen als Luther en Bonhoeffer. Dat is anders dan bij sommige gebedsgenezers, die zich niet identificeren met mensen en niet op hun niveau actief zijn. En tweede punt is emotionele betrokkenheid, medelijden, bij de zieken. Verder het afzien van publiciteit, wat door Fernando wordt verklaard vanuit het feit dat Jezus geen exclusieve genezingsbediening nastreefde en ook wars was van genezingscampagnes en het presenteren van genezingen als de hoofdattractie van evangelisatie. Genezing is niet belangrijker dan evangelisatie. Jezus ging misverstanden over zijn doel ook steeds uit de weg, bijvoorbeeld door naar een eenzame plaats te gaan toen de mensen hem koning wilde maken (Johannes 6:15). Kracht mag niet openbaar worden op een manier die afleidt van het evangelie.
Fernando gaat tot slot in op de situatie van mensen die de gave niet hebben. Zij zullen waarschijnlijk bescheidener zijn in hun gebed. Toch zullen zij ook demonen kunnen gebieden weg te gaan wanneer zij geconfronteerd worden met bezetenheid. Tot slot kunnen zij ook bidden in geloof, sowieso een belangrijke opdracht voor christenwerkers. Ook zal de gemeente hoe dan ook pastorale zorg moeten verlenen aan haar zieken.

13. Huisbezoeken afleggen

Aan het eind van het eerste hoofdstuk van Marcus is Jezus is het huis van Simon en Andreas waar hij Simon’s schoonmoeder geneest (Marcus 1:29-34). Veel belangrijke gebeurtenissen in Jezus’ leven vonden binnenshuis plaats, Fernando geeft daar een hele reeks van voorbeelden van. Het betekent dat christenwerkers ook veel tijd zouden moeten besteden om om te gaan met niet-christenen in sociale activiteiten (verenigingen, buurtorganisaties). Als gedacht wordt aan huisbezoeken, dan is huisevangelisatie daarvan een aspect. Het thuis opzoeken van niet-christenen kan vele deuren openen. Een tweede aspect zijn pastorale huisbezoeken, als reactie op een nood of crisissituatie. Dit heeft te maken met herderschap, oog hebben voor de kudde en met name voor het afgedwaalde schaap. Vaak zijn dit mensen die boos of teleurgesteld zijn, het is dan goed de eerste stap te zetten en hen te zoeken. Huisbezoeken zijn een teken van dienstbaarheid en ze helpen de gemeente te leren kennen. Maar leiders hebben ook een roeping om mensen te zegenen, de zegen van God over te brengen. Dat kan ook in die persoonlijke contacten. Fernando erkent dat het afleggen van huisbezoeken niet populair is als onderdeel van de bediening, maar hij wijst op het belang van generalisatie. Leiders moeten oppassen om geen superspecialisten te worden, die deze praktische en belangrijke onderdelen van de bediening verwaarlozen.

14. Bidden

Hoewel het hoofdstuk over bidden het laatste van het boek is, komt het thema in elk hoofdstuk terug. In dit hoofdstuk brengt Fernando die lijnen weer bij elkaar. Hij gaat in op de praktijk van bidden als hoofdbestanddeel van een dienende levensstijl. Bij Jezus uitte zich dat veelal in het bidden op een eenzame plaats (Marcus 1:35), mensen met een openbare bediening moeten ervoor waken dat hun openbare gebed niet te lang en hun persoonlijk gebed niet te kort is. Verder is gebed een basiskenmerk; hoe verleidelijk het ook is om het te laten schieten door drukte en stress, als we het verwaarlozen neemt onze geestelijke vitaliteit af. In een aantal belangrijke momenten in Jezus' leven neemt gebed een duidelijke plaats in, Jezus had als natuurlijke reactie op beslissende momenten om alleen tot God in gebed te gaan. Ook voor leiders geldt dat ze op God afgestemd moeten zijn om grote beslissingen te nemen of Gods volk door belangrijke ontwikkelingen te leiden. Bidden is de beste manier om dat te bereiken en het vereist strakke agendaplanning om dat te bereiken.
Maar er zijn ook nog de ‘tussendoorgebeden’, Jezus ging vrij vaak midden in een gesprek over op gebed, ook daarvan laat Fernando een aantal voorbeelden zien en geeft hij voorbeelden van toepassing door ons. Maar tussendoorgebeden kunnen pas effectief zijn als we daarbuiten op andere momenten structurele gebedstijd hebben, om afgestemd te raken op God.
Kijkend naar inhoud van Jezus gebieden gaat het veelal over drie thema’s: dankzegging, smeking en voorbede.
- dankzegging is vaak zichtbaar in de tussendoorgebeden, soms zijn het eenvoudige woorden van dank aan God. Ook Paulus dankt veel in zijn brieven. Dankzegging is dus een belangrijk kenmerk van het leven van een christenwerker. We kunnen dankzeggen, omdat we ons realiseren dat God altijd met ons is en voor ons aan het werk is.
- smeking heeft vaak betrekking op Jezus zelf, met name in zijn laatste dagen op aarde. Het is goed om ook je eigen zwakheden en verleidingen in gebed te brengen.
- voorbede vindt door Jezus ook nu nog plaats (Hebreeën 7:25) en wij mogen daarbij aansluiten. In hoofdstuk 10 over discipelschap was Fernando al dieper ingegaan op voorbede.
Een interessant punt van Fernando is dat hij aanhaalt dat de discipelen Jezus vaak zagen bidden - en dat dat een verlangen in hen losmaakte. Net zo is het nuttig als degenen aan wie leiding wordt gegeven iets weten van het gebedsleven van de leider, niet om te pronken (Mattheüs 6:5-6), maar om te leren en aan te moedigen.
Het slotthema van het boek is gebed als preventief middel tegen burnout. Het rustig tijd doorbrengen met God is een uitstekend middel om te ontstressen. Het dagelijks ritme helpt te ontspannen, maar het vereist een niet-onderhandelbaar dagelijks moment. Dagelijks gebed verhoogt het gevoel van geborgenheid (Psalm 46:1-11), dat maakt je minder kwetsbaar. Het leidt tot vrede, omdat we al onze zorgen en problemen bij Hem kunnen brengen (1 Petrus 5:7). We stellen ons hart open voor Gods troost en we worden kanalen van liefde. Kortom, de tijd die dagelijks met God wordt doorgebracht, wordt het meest verfrissende moment, waardoor de strijd met de burn-out veroorzakers wordt aangegaan. En daarmee zijn we terug bij het thema van het begin: Fernando zoekt naar principes die zorgen voor een blijvende bediening, een gezonde en frisse bediening in dienst van de Heer.

sneuper

Ajith Fernando -Leiderschap in de stijl van de Heer. Uitgeverij Medema. 316 pagina's. ISBN 90-6353-437-x